Recensie: ‘In weerwil van alle terreur en het economische argument’

Het is een snaak, die Ton van ’t Hof. Want na een vulva op de cover van ‘Een lijn is een vore’ komt hij voor In weerwil van alle terreur en het economische argument met een gebeeldhouwd copuleren, als geeft hij ons alvast mee, dat we ‘in weerwil van alles’ gewoon lekker moeten neuken. Die intimiteit doorspekt heel de bundel. In weerwil van is de tweede bundel van Van ’t Hof dit jaar (Fantastisch dat je dit kan! schreef hij al in 2010). Erik Lindner merkte eerder over Een lijn is een vore op dat in sommige passages ‘geen afstand meer is tussen persoon en dichter’. Die lijn trekt Van ’t Hof verder door, want zijn nieuwe bundel leest als een persoonlijk relaas; een verhaal van verzet tegen het uitgestippelde leven en een strijd voor alles wat echt is, voor schoonheid ook.

Dat verzet begint al in het eerste gedicht, wanneer hij stelt: zo zou ik als kunstenaar bijvoorbeeld een wat militaireske kijk hebben, waar ik enkel naar onafhankelijkheid verlang / van oplossingen.

Niet alleen dient hij criticasters van repliek, ook lijkt hij de lezer een houding mee te geven: kijk onbevooroordeeld, wees oprecht. En zie hoe vals het leven is, of erger nog, het leven dat zich afhankelijk maakt van de markt:

De wereld is getransformeerd
in een monstrueus fantasmagorisch verschijnsel
jakkerend geheel
geconstrueerd uit strikte regels
en geflatteerd evenwicht

Zoals de titel al aangeeft, heeft de dichter een broertje dood aan het huidige klimaat waarin alles en iedereen moet wijken voor het economisch effect. Daarom spoelt hij het ‘nuttigheidsdenken’ van zich af en voert hij meermaals de zelfverzekerde X op:

Precies
zegt X en de wil tot het absolute weten
egocentrisme pur sang
voert tot een wereld die zichzelf vernietigt

Met die X is meer aan de hand. Van ’t Hof maakt van hem een filosoof, kunstkenner, maar ook een charlatan die Boeddha machientjes verkoopt en die regelmatig om een biertje vraagt. X fungeert vooral als spiegel voor de dichter, die zo veel vragen heeft. Een alter ego? Dat kan. Vooral als je een citaat neemt van Xavier Roelens: ‘x is een meervoud van ik’ (uit: Er is een spookrijder gesignaleerd).

Goed. De bundel is dus een poëtisch verzet tegen het marktdenken. Van ’t Hof past er echter voor om oplossingen aan te dragen voor hoe het wel heurt. Hij ziet daarentegen graag een terugkeer naar de onbevangenheid. Van ‘t Hof wil vrijheid scheppen / van beweging en onafhankelijk zijn van de gevestigde orde.

Met de gebruikte citaten – besef ik nu – kan het beeld ontstaan dat in de bundel een wereldverbeteraar spreekt. Dat schrikbeeld van geitenwollensokkenidealisme wordt gelukkig op elk moment ontkracht door de dichter zelf. Door veel zelfspot en vooral veel humor. Net wanneer je denkt dat het te zweverig wordt, haalt de tekst je onderuit:

mijn gedichten zijn als kaviaar
zeer interessant
wha ha ha ha
ha ha ha

Met dit soort tekstwendingen toont Van ’t Hof zijn onafhankelijkheid van de traditie, toont hij zijn wens om zich uit te drukken zoals hij dat wil. Van ‘t Hof blijft dus trouw aan zichzelf, aan de postmoderne dichter die het lyrische niet schuwt. Dat levert een boeiende bundel op, of beter gezegd: a damn good read.