Het is moeilijk om een goed gedicht te schrijven over de tijd, of over de liefde of over de dood. Eigenlijk is het altijd moeilijk een goed gedicht te schrijven… Maar vooral de tijd is lastig. Voor je het weet zit je op het cliché dat je er geen grip op krijgt en dat het allemaal zo snel voorbij gaat. Ook John Ashbery opent zijn Uptick (stijging, toename) dicht bij het cliché. Iemand grapt dat de tijd zich moeilijk laat verbinden (dovetailing is een zwaluwstaartverbinding maken) en dat elke minuut sneller verloopt dan de volgende minuut, die het weer inhaalt. O ja, nog iets moeilijks: Ashbery vertalen.
We were sitting there, and
I made a joke about how
it doesn’t dovetail: time,
one minute running out
faster than the one in front
it catches up to.
Maar de grap verdwijnt. De ik-persoon zegt dat er zo geen verspilling kan zijn. Tijd verspillen is bijna uitgesloten.
That way, I said,
there can be no waste.
Waste is virtually eliminated.
Het gedicht lijkt in de tijdmetafoor te blijven ‘om voor een paar uur terug te komen op het onderhavige’, maar de tijd is een schilderij, dat eruit ziet alsof het is gezien, toen het zich enigszins beducht omdraaide.
To come back for a few hours to
the present subject, a painting,
looking like it was seen,
half turning around, slightly apprehensive,
Waarom doet ie dat? Waarom draait het schilderij zich argwanend om? Hij heeft namelijk belangrijker taken te verrichten. Hij moet opletten op wat gaat komen: een visioen. Een droombeeld waarin poëzie oplost als glinsterende vochtigheid, poëzie die zich aan onszelf voorleest.
but it has to pay attention
to what’s up ahead: a vision.
Therefore poetry dissolves in
brilliant moisture and reads us
to us.
En nog is het niet gedaan. Want wat is dat dan, poëzie die ons de les leest? Of is het de tijd waarin we ons spiegelen, onszelf zien? Het kan, maar het is ook iets vaags, iets met te veel woorden. Woorden die je desondanks moet koesteren.
A faint notion. Too many words,
but precious,
Misschien is dat wat het gedicht wil zeggen: koester de tijd. Of ten minste, heb besef van de tijd. Zeker als je de titel meeneemt: Uptick. Het gedicht zelf leert ons iets over de tijd. Tegelijk legt het niets uit, biedt het geen verklaring, maar wijst ons er gewoon op: er is (de) tijd. Simpel toch?
Uptick (uit Planisphere, 2009)
We were sitting there, and
I made a joke about how
it doesn’t dovetail: time,
one minute running out
faster than the one in front
it catches up to.
That way, I said,
there can be no waste.
Waste is virtually eliminated.To come back for a few hours to
the present subject, a painting,
looking like it was seen,
half turning around, slightly apprehensive,
but it has to pay attention
to what’s up ahead: a vision.
Therefore poetry dissolves in
brilliant moisture and reads us
to us.A faint notion. Too many words,
but precious.