Vanuit het raam zag ik mijn vader lopen
hoorde ik dieren loeien, een wit stuk
dat zich net naast het midden plaatste
niet overweldigend, eerder onvoorzienhet kader was bepaald met dat ene woord
exacte formuleringen stonden open
een mooie vrouw, gelig, droog graseen zin waarover ik het nog wil hebben
de houding van de mensen is innig, thuis
vond ik een envelop vol briefjes aan mijzelf.
Was er niemand, had ik vaarwel gezegd.