Met meningen schrijf je geen goed gedicht, zegt Campert in Volkskrant Magazine. ‘Ik vind dat het genoeg is om te constateren.’ Evenals voor de kunsten (zoals geëngageerde kunst een mening opdringt) geldt dat voor de journalistiek, waar het draait om geloofwaardig zijn, wat in feiten zit en niet in argumenten dat iets ‘te gevoelig ligt’ of ‘nu niet gebracht kan worden’. Wat je ervan vindt, is belangrijker dan wat je ervan weet.
De NRC bracht een interessant artikel van een socioloog die betoogt dat we geen benul hebben van welke achttiende-eeuwers we afstammen en dat je compensatie (voor de slavernij) daarom niet kunt inventariseren of berekenen. Een causaal verband leggen tussen slavernij en hedendaagse maatschappelijke problemen is haast onmogelijk, stelt hij, en je moet er niet aan beginnen. Dat versterkt alleen maar het zwart-wit denken en dat helpt niemand vooruit.
Ik dacht ook: hoe ver moet je teruggaan? Als de discussie zich toespitst op slavernij, komen ook de vroeg-middeleeuwse horigen in beeld. Gaat het om op schrift gesteld lijfeigenschap, dan zijn ook daar claims denkbaar.
Dat neemt niet weg dat er maatschappelijke ongelijkheid is, die moet worden aangepakt, in het perspectief van nu. Zo mogen er bij de TU Eindhoven de komende jaren alleen vrouwen solliciteren op vacatures voor wetenschappelijk personeel. En ook de overheid voert voorkeursbeleid, met wisselend succes, wat niets afdoet aan het idee om ‘achtergestelden’ voor te trekken. Wat ik zelf kan doen? Openstaan voor andere meningen, andere ideeën, maar liever nog de feiten. Of schrijf me een goed gedicht.
Andere feiten? Ik heb dit weekend wortel-paprikasoep gemaakt, de les bodycombat ging niet door en de Nederlandse voetbalvrouwen spelen tegen Amerika. Nog een feit: ik ga niet kijken. Niet uit arrogantie, maar omdat ik Roos ga ophalen van Schiphol. Joepie.