De orthopeed die mijn voetzolen mat voor nieuwe steunzolen, schatte maat 46 goed in en vertelde over de verschillen in maten tussen Adidas en Nike. Adidas is Duits, legt hij uit en dus is maat 46 precies 46. In Amerika echter vinden mannen een kleine schoenmaat niet mannelijk en is onze maat 46 daar maat 48. Eerder sprak ik met de eigenaar die bij de kassa koffie zat te drinken (‘ik werk hier niet, ik ben stagiair’) over het coronavirus en dat hij voorlopig niet naar zijn huisje in Italië gaat. En hij vermijdt sportscholen en schudt geen handen.
Ik was vrijdag zeer efficiënt. Eerst leverde ik de nieuwe bundel af bij mededichter Gert, toen naar de fietsenmaker voor een onderhoudsbeurt van mijn racefiets, gevolgd door een bezoek aan de steunzolenman. En daarvoor naar de sportschool. Ook maakte ik nog een knullig filmpje voor bij mijn bundel.
Op Meander las ik een niet heel goed opgebouwde column over het wel interessante fenomeen van de minder goede dichter. In het artikel wordt de tweederangs dichter door Komrij allerlei fouten aangemeten, die slechte poëzie gelijk stelt aan een slechte dichter.
Slechte poëzie is bombastisch, gaat over maatschappelijk onrecht waardoor de dichter zich kan ‘zonnen in de gunst van een tijdelijk van z’n kritisch vermogen verlamd publiek.’ Slechte gedichten zijn […] belerend. Niet bedoelde humor is het volgende kenmerk. Epigonisme, het nadoen van (slecht begrepen) voorbeelden hoort er ook bij.
Het artikel opent met De Coninck die tweederangs dichters vakkundige dichters noemt van wie de gedichten kwalitatief ‘een heel behoorlijk gemiddelde’ hebben, maar bij wie hoogtepunten ontbreken.
Over dat laatste punt moest ik nadenken, want wie bepaalt wat een hoogtepunt is, wat kwaliteit is? In de Nederlandse poëziescene is de norm dat je pas goede poëzie schrijft als je wordt uitgegeven door een grote uitgever. Dan is alles wat je schrijft goud. Ik ken veel dichters bij wie dat niet klopt. Dat komt meestal door gemakzucht, schrijven naar de opdracht (een nieuwe bundel) toe.
Een derde- of vierderangs dichter heeft daar geen last van. Ik ervaar geen enkele druk om te publiceren en doe gewoon “mijn ding”. En wat helemaal erg is: ik vind elke nieuwe bundel een hoogtepunt, met louter hoogtepunten. Die eigenschap heb ik gemeen met de bekende dichters: zelfgenoegzaamheid. Nu nog iemand vinden die dat punt in een recensie ondergraaft.
P.S. Dit is een heel gemakzuchtige column.
P.S. We hebben de auto zo lang niet gebruikt dat ie niet meer wil starten. De vraag of we nog een auto nodig hebben, klinkt steeds vaker.