Als één ding duidelijk is geworden de laatste weken is dat mijn vader niet langer zelfstandig kan wonen. Hij herstelt weliswaar redelijk van de val van veertien dagen geleden, maar hij overschat zijn zelfstandigheid. Lopen gaat moeizaam, eten ook, eigenlijk alles, zelfs ademen. De arts die hem de eerste dagen bezocht, stelde vast dat mijn vader nu echt naar een verzorgingstehuis moet, maar dat wil hij niet horen.

Ik kan hier toch blijven wonen, vindt hij. Er wordt goed voor mij gezorgd. Maar die zorg is niet continu en is lichte zorg: pillen geven, steunkousen aantrekken en eten brengen. In bed helpen, naar het toilet gaan of verschonen is er niet bij. En dat is helaas ook nodig.

Vanmiddag echter kreeg mijn broer een belletje dat er een kamer is vrijgekomen in een tehuis, dicht bij de wijk waar wij zijn opgegroeid. De kamer was anderen aangeboden, maar die zagen er vanaf wegens de quarantainemaatregelen. Wij niet. Morgen gaan mijn broer en zwager het ongetwijfeld moeilijke gesprek met vader voeren en vrijdag inspecteren ze de kamer. Daarna plan de campagne. Vader gaat mokken en komt in verzet, maar we weten dat hij altijd bijdraait. Dat gebeurde toen hij zijn woning verliet voor zijn huidige appartement en gebeurde ook de twee andere keren dat hij tijdelijk moest verkassen. Wij gaan er in elk geval voor zorgen dat zijn laatste standplaats een fijn thuis wordt.

Ik word er melancholisch van, merkte ik, deze familieomstandigheden, en zocht de poëzie van John Ashbery weer op. Daar vond ik

In de kersentijd
Regent het al? Ik stop. De banden van motivatie
nemen in intensiteit af, zoals verfschilfers –
zwaar tot bleek. Het wordt erkend
dat dit de kracht der dingen is,

dat het niet beter zal worden.
Eens was het eigenlijk beter.
Het was een seizoen in de tijd, verpakt in liedjes.
We hielden ervan om aan de rand te staan,
de prachtige dingen voor te stellen die hier konden zijn
en dat ze hier zijn, wat vrijwel  hetzelfde is.

Verlegen tijd die in de vleugels duikt,
te beschaamd om het applaus te erkennen,
dicht, als een klein aanvallend stukje.

In een ander tijdperk van frisdrankfonteinen en treeplanken
deed het er niet toe. Nu werd het gereduceerd tot een helder
bepaald atoom, diepblauw en voorbeeldig.

Voor jou was verleiding een manier van versnellen,
maar niet inhalen, zoals Atalanta’s vlucht.
De appels zijn door een latere bron toegevoegd.
Noem het heidens, of spoorloos. Noem me
onverantwoord. Ik zal terugkomen in augustus,
als de kersen zijn vertrokken.
Is dat niet gemotiveerd?

origineel

In the Time of Cherries
Is it raining yet? I quit. The bands of motivation
recede, in intensity, like paint chips –
heavy to pale. It is acknowledged
that this is the strength of things,

that they will not get better.
One day things actually were better.
It was a season in time, wrapped in song.
We liked standing at the edge of it,
imagining the wonderful things that could be here,
and that they are here, which is much the same.

Shy time that dives into the wings,
too embarrassed to acknowledge the applause,
dense, like a fountain attacking.

In another age of soda fountains and running boards
it hadn’t mattered. Now it was reduced to a bright
particular atom, deep blue and exemplary.

For you, seduction was a way of running,
though not catching up, like Atalanta’s run.
The apples were added by a later source.
Call it pagan, i.e. traceless. Call me
irresponsible, I’ll be back in August,
after the cherries have left.
How motivated is that?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s