Faiku

Roos had zich bij de Vriendenloterij aangemeld voor een laatste kans op Vermeer, wat zowaar lukte, op zaterdagavond half negen. Er waren meer vriendenloterijvrienden uitgenodigd die een praatje kregen (twee keer applaus voor onszelf, omdat we 134 musea in Nederland ondersteunden), waarna we konden bezichtigen. We stonden vaak alleen voor de schilderijen, hoogstens drie mensen erbij, wat ongetwijfeld beter is dan het museum overdag met honderden bezoekers. Het voelde exclusief, met nog een drankje na.

In mijn nieuwe bundel onderbreek ik de ‘stream of consciousness’ met valse haiku. Haiku die qua inhoud en vorm afwijken van wat is voorgeschreven (sorry, mijnheer Basho). En omdat het geen haiku zijn, mag ik ze geen haiku noemen. Ik noem ze daarom faiku. En toeval of niet, de naam Faiku betekent in India ‘een valse belofte’. Een valse belofte van haiku. Ik ga er een keer een bundel van maken.

Uitstoot

Ik heb al jarenlang – tot mijn plezier – een OV-kaart. Eerst van de NS, nu van Shuttle. Met de komst van die laatste moet ik elke week mijn reizen accorderen. Ik gebruik de kaart nooit privé. De site waarop ik reizen bevestig, is vernieuwd. Zo staat er sinds kort hoe veel CO2 je uitstoot. Welnu: vorig jaar 21,8 kg. Weinig? Veel? De uitstoot verdeelde zich over 6379 km met de trein, 277 met de metro en 19 per tram.

Bovenal fiets ik. Vandaag voor het eerst sinds jaren naar het Sloterparkbad, om mijn frozen shoulder te testen. De eerste meters waren pijnlijk, maar gaandeweg kon ik mijn linkerschouder verder strekken, tot bijna rechtuit. Ik ben er nog niet vanaf. Twee kilometer gezwommen. Zonder uitstoot (of toch, een windje onder water).

Praatje pispot

Vóór de rondleiding door het nieuwe politiegebouw (een plek met bewoners) vertelde de directeur dat de urinoirs waren weggehaald. Wat bleek? Mannen gingen tijdens een vergadering naar het toilet om boven de pisbak de zaken te bekonkelen, legde hij uit. Het praatje pot als praatje pispot. Later twijfelde ik. Ten eerste hebben politiegebouwen steevast solitaire urinoirs, niet zoals in een kroeg vier naast elkaar. Ten tweede: hoe weet je dat er wordt gekonkeld? Zit je dan op toilet ernaast en zit je in dan toevallig in dezelfde vergadering, om onthutst vast te stellen dat er plots een akkoord is? Of deed je dat konkelen zelf?

In het gebouw waren nog enkele damestoiletten. Een collega zag op afstand dat een mannelijke collega uit zo’n toilet kwam, schrok (o jee, inbreuk) en toen een post-it plakte dat wees op het bordje damestoilet. Daar kon de directeur smakelijk om lachen.

Later die dag was er een boeiende rondleiding door de misdadige kant van Utrecht. In een van de werfkelders was een dubbele moord gepleegd, waarna ik zei dat het sterfkelders waren. De gids – een voormalige politiechef – mag hem gratis gebruiken bij de volgende tours. Sterven deden we een beetje, later, bij het afscheid van collega Maaike met wie ik (en enkele anderen) negen jaar heb gewerkt.

De afspraak met de man die ons toilet gaat verbouwen was snel gemaakt. En hij doet dat inderdaad in twee dagen. Wat niet betekent dat het snel gebeurt. Medio augustus heeft ie een gaatje.

Kein Adolf

Ik vroeg het me af dus zocht ik het op, of de voornaam Adolf nog in zwang is. Volgens het Meertens Instituut zijn er in ons land nog 1495 mannen die zo heten, maar de populariteit is tanende. En Duitsland? Beliebte-Vornamen.de (de enige gratis site over dit onderwerp) meldt het volgende:

De voornaam Adolf was in 1890 een van de meest voorkomende babynamen. Sinds het begin van de 20ste eeuw nam de populariteit van deze naam gestaag af. Om voor de hand liggende redenen was er in 1933 een aanzienlijke toename in de frequentie van Adolf als jongensnaam. Deze hausse eindigde in 1942. Sindsdien zijn er aanzienlijk minder pasgeborenen die Adolf heten. Vanaf 1951 komt deze voornaam bijna nooit meer voor in de statistieken.

Taalbegrip is voor jongeren soms lastig. Een jonge collega had een afspraak gemaakt voor een gesprek en kreeg als antwoord: schikt 10-11, waarna hij dacht dat dit het bezoekadres was. En dan ben ik zo’n lul die hem op de fout wijst.

Vanochtend vroeg op de racefiets geklommen, voor – dacht ik – een ritje van max 75 kilometer. Dat werden er 92. Pfff.

Er wordt naast ons, op de Amstel, geoefend voor het 5-meiconcert van vanavond. Heroes van Bowie en A Beautiful Day van U2 zijn kundig om zeep geholpen en er is een hoempapa-arrangement van Mister Blue Sky van ELO. Maar we ontspringen opnieuw de dans en gaan dineren in Umami. Dan maar muzak.

Hoe je dichter wordt

In het Kröller-Müller leerde ik hoe je dichter wordt. Het is vrij simpel. Je gaat naar de berg Helicon waar de negen Muzen leven. Je wacht dan op Pegasus die de Muzen tot stilte maant met hoefslagen. Op die plek waar de hoeven de grond raken, ontstaat een heilige bron. En als je dat water drinkt, krijg je de gave van het dichten.

Bij buitenrestaurant Monsieur Jacques aten we onze lunch. Voor Roos een broodje gegrilde kip, terwijl ik een rillette van makreel koos. Heerlijk. Vooral de ingelegde venkel erbij.

We hebben voor echt maar één keer hout voor de brander op het terras gekocht. We gebruiken de Zwitserse aansteekmethode. Dan stook je van bovenaf.

12-uurtje

Het is een goede traditie: weg uit Amsterdam om Koningsdag te ontlopen. De eerste drank- en discoboten voeren al langs toen wij in de auto stapten. Doel was een Cuber (een fraai omgebouwde container) op de Hoenderlose Veluwe. We waren te vroeg en waren de koffie vergeten dus naar de dichtstbijzijnde supermarkt, wat een Albert Heijn bleek te zijn. In Truttenschuddenveen, ook bekend als Beekbergen. Voor de boodschappen liepen we door het dorp. Roos wees op een briefje bij de kerk waar op stond dat als je hulp nodig had, je je adres moest achterlaten. Zouden ze echt naar de Prinsengracht komen? Nog steeds te vroeg durfden we bij een café te lunchen. Veel oranjeversierselen daar maar nauwelijks volk. Wie er was droeg iets oranje. Een ouder echtpaar had papieren bloemen in de Nederlandsche driekleur. We bestelden een twaalfuurtje: twee casinowit met kroket en uitsmijter. Ik wilde melk en kreeg volle melk. Toen we klaar waren grapte de buurman dat we een 1-uurtje hadden gekregen.

Potloodtest

Vanmorgen, bij het korte ochtendzappen, hoorde ik de vrolijke klanken van ‘Heer, ontferm u over mij’, waar ik hoopte op een Dame, een Vrouw en ik keek naar Roos en wist …

We bezochten FOAM, waar Lebohang Kganye laat zien wat je nog meer kunt doen met fotografie, naast rechttoe rechtaan beelden. Erg interessant. In een andere zaal toont de al lang overleden Ernest Cole het brute onrecht van Apartheid in Zuid-Afrika. Iedereen kent de foto’s van plekken voor slegs blankes, maar venijn zit in de details. Om te kunnen werken als fotograaf moest Cole zich laten classificeren als gekleurd in plaats van zwart. Daarvoor moest je enkele tests doen, zoals de potloodtest. Dan werd een potlood in het haar gestoken. Viel het eruit, dan was je gekleurd of wit. Bleef het steken (in kroeshaar) dan …

Van neef Carsten kreeg ik een fraaie foto van mijn ouders, poserend op hun huwelijksdag. Geen idee hoe oud ze toen waren, maar het oogt fijn, klassiek, met een zwaan in het water op de achtergrond.

Ik moet me voorbereiden op een gesprek morgen met de korpschef en de ombudsman. Over klachtenbehandeling. Een gesprek dat anderhalf jaar over datum is, over een rapport uit 2021. Het valt of staat met een goede openingszin.

Hik. Hoera.

Ik ben een goed verstaander, begrijp intenties, maar de tweet van Centrum Seksueel Geweld dat directeur Bicanic de Van Emde Boas – Van Ussel-Prijs won, kon ik niet goed plaatsen. De aanprijzing luidde: Bicanic maakt zich bijzonder verdienstelijk wat betreft het seksuele klimaat in Nederland.

De jaardag startte met Wim van Til (hij plaatst elke dag een gedicht van een die dag geboren of gestorven dichter) die deze 17de april koos voor een gedicht van mij, uit Eekhoornoase. Leuk!

De werkochtend werd licht verstoord door een timmerman die de houtdelen van onze balkonbetimmering vervangt. Dat bleek hoognodig. Er is meer hout verrot dan wij dachten/zagen. Vanavond naar Rijsel, een brasserie waar we graag komen. Drankzuchtig als we zijn, kijken we nu al uit naar de boerencalvados. Hik.

Zum Habsburghaus?

Bij het ontbijt zei ik tegen Roos – spontaan, zonder directe aanleiding van krant of tv – dat ik graag eens naar Triëst ga. Dat het misschien past bij een Habsburgse reisje, waarbij we dan niet per se de grote steden aandoen (wel Wenen) maar alles aan die Kaiserliche rafelrand. Roos is zo leuk dat ze direct meer wil weten. Al snel zei ze dat Triëst ook wel Wenen aan Zee werd genoemd en dat men er Sloveens, Duits en Italiaans spreekt. En dat het er best mooi uitziet.

Als we vanmiddag het Cobra Museum voor Moderne Kunst bereiken, is dat heel wat; in Amstelveen, dat op geen enkele vergelijking mag rekenen.

Ik fietste gisteren naar de bouwplaats van De Hofdame, waar vorige week officieel de eerste paal is geslagen (werk dat feitelijk twee weken eerder begon). Wat me opviel is dat de garage niet wordt uitgegraven, maar op maaiveldhoogte blijft.

Weesp wordt steeds realistischer. We hebben besloten ons Amsterdams toilet toch te renoveren, om de verkoop te begunstigen. En dan hebben we er anderhalf jaar nog zelf ‘plezier’ van. Donderdag komt een aannemer. Een Nijenrodiaan (zocht Roos uit).

Ben jij ingecheckt?

Eigenlijk was ik al klaar, toen we onszelf bij de start moesten identificeren met een schaap (keuze uit negen foto’s, met een soort expressie van hun gemoedstoestand) waarna we moesten inchecken. Ben jij ingecheckt – met andere woorden ben je erbij? – was een nadrukkelijke vraag. Ik koos voor een schaap dat zich verschuilde, met de motivatie dat ik weinig op heb met dit soort oefeningen. En ik zei dat ik wilde uitchecken, maar vooruit. Ik heb geleerd van de training persoonlijk inzicht en stelde me open voor het programma.

Gelukkig maar, kon ik achteraf constateren. In het Waardevolle Gesprek dat ons team had, werden zaken eindelijk benoemd; oud zeer en nieuw zeer. Het luchtte op. Het kwam mede doordat onze groep (in tweeën) zich niet aan het programma wilde houden. Er was muiterij toen we in groepjes van drie moesten beschrijven wat verbinding voor ons betekent, om daarna met de groep te komen tot een definitie. Een collega wimpelde dat netjes af, dat we zo lekker bezig waren met onszelf te uiten, waarna de groep haar bijviel en we verder gingen met ons hart luchten. In de naklets was de sfeer opgeruimd, ontdaan van een zwaarte.

In de rit naar de training hoorde ik op de radio een gesprek over de KLM dat een zaak had aangespannen tegen de Schiphol en de Staat (laatstgenoemde degene die de KLM redde) om koste wat kost de reductie van het aantal vluchten terug te draaien. Uitstel van executie, zei een luchtvaartdeskundige. Het gaat toch gebeuren. Maar waarschuwde hij, zelfs als dat gebeurt, minder vluchten, dan komt die extra ruimte (minder uitstoot, minder geluidsoverlast) niet ten goede aan natuur of omwonenden, maar toch weer aan de luchtvaart. In de NRC van zaterdag, uit een artikel over de Deurnsche Peel, bleek weer hoe nodig het is stikstof terug te dringen. De Deurnsche Peel is een natuurgebied, maar niet het natuurgebied dat het moet zijn, een hoogveen. De zeer hoge stikstofneerslag daar voorkomt dat die natuur zich herstelt.

Ai, dacht ik. Een luchtvaart die niet incheckt. Dat kan alleen maar problemen opleveren.

Cirkel van betrokkenheid

De training persoonlijk Inzicht en beïnvloedingsvaardigheden zit erop. Door file schoof ik vijf minuten te laat aan. Bij een trainer die beduusd voor de groep stond, want er was stevige kritiek op hem geuit, door twee deelnemers die dan ook niet meer kwamen. Een van de deelneemsters gaf als kritiek (zei ze in de vorige training) dat ze alles al wist, dus waarom kreeg ze het nog eens uitgelegd? Tja, misschien voor de anderen? Of dat herhaling kennis versterkt?

Het lukte ons de trainer op te beuren – door de net geleerde theorie over cirkel van betrokkenheid en invloed op hem toe te passen – waarna een zeer prettige en goede lesdag volgde. Een praktijkoefening vooral, waarin iedereen een rol kreeg met een voor- of tegenstem bij een bedrijfsovername. Doel was de anderen mee te krijgen in jouw voorkeur. Zonder mijzelf op de borst te kloppen … het ging me zeer goed af. Ik was Suzanne, die tegen de overname was en vooral emotioneel reageerde. Dat bracht menigeen van stuk in de informele gesprekken. Na afloop werd ik erom geprezen, met de vraag of ik uit eigen ervaring putte, wat ik bevestigde. In mijn organisatie worden gevoelens gemakkelijk als argument gebruikt. Je krijgt dan een machtsorder, moet dingen uitvoeren, zonder inspraak, omdat het allemaal zeer gevoelig ligt. Jaja. Afijn. Ik heb nu de theorie om daar mee om te gaan.

Morgen gaan we met het team het Waardevolle Gesprek aan. Dat wordt een nieuwe praktijkdag, maar Suzanne blijft thuis.

Ein Treffen

Zomaar door de “Oostenrijkse” familie uitgenodigd voor een dineetje, in een restaurant in de buurt. Om elkaar na maanden, misschien een halfjaar, weer eens te zien. Het werd gezellig en het eten smaakte. En temidden van al die gezelligheid zat de vriend van Marlene. De vriendelijke vent hield zich goed staande in het kabaal van het sextet Leenders-Deutinger-Van der Schaaf. Hij zei ook iets over dit blog, dat ik over deze avond iets moest schrijven, wat voelde als een cordon sanitaire, dat je niet alles noteert wat is gebeurd. Dus houd ik het bij het aantrekkelijke idee van een één-objectmuseum te Flachau, waarvoor zwager Theo al connecties heeft met het Museum der Moderne in Salzburg. En hij gaf de nieuwste versie van zijn Handbook of Tyranny. Zet je er wel een opdracht in, vroeg ik, waarna de tafel me glazig aanstaarde. Ik las gedachten… Moet ik iets ludieks verzinnen, dat ie moet huppelen, moet blaffen naar de ober? Waarna ik uitlegde wat een opdracht is en toen viel het een beetje tegen. O, dat.

Vorige week belde ik een collega, om hem te condoleren met het overlijden van zijn moeder. Wat hij beschreef, raakte me diep, deed me denken aan het overlijden van mijn vader, waarna de waterlanders kwamen. Ik hing snikkend op, wat ik eigenlijk fijn vond. De dood van vader raakt me nog.

Recensie ‘Van de luchtogel’

Chinezen eten altijd en overal Chinese rijst, Oeigoeren zijn voorlopig een prima onderwerp, Letten zijn heel beleefd en het zijn mensen met smaak, en Limburgers zijn grappige mensen, maar ze moeten wel hun plaats kennen.

Voor ‘Van de luchtogel’ vond dichter Ton van ’t Hof online uitspraken over mens en volk – eerlijke, grappige en bizarre meningen, uit hun context gehaald – die hij verwerkte in ready-mades die als rode draad door de bundel lopen. Deze ready-mades werken twee kanten op: ze dwingen je een standpunt in te nemen, want hoezo zijn ‘Britten vies en bah’. Ook spotten ze met stereotypen, met de taal die we gebruiken om afstand te nemen tot de ander. Dan zijn Indiërs zomaar ‘erg onverschillig’ en Polen ‘heel erg depressief’.

Stereotypisch is dit werk niet, wat al blijkt uit de ready-mades. De bundel kenmerkt zich door taalexperiment. In menig gedicht staan foute woorden, woorden die de grammatica tarten of gewoonweg niet bestaan.

maar dat
door het gehoeven dat door het gedicht
het had niet gedicht

‘Gehoeven’ leest moeilijk, jeukt als je van taal houdt, maar voor Van ‘t Hof hoeft het niet mooi te zijn. Het staat letterlijk op pagina 41, om maar weer te benadrukken dat het hem niet gaat om esthetiek. Als lezer moet je dus wennen aan:

en wordt voortgebracht
door het gedichtd niet gehoeve

kus op je gezicht
gezichtop je
gezichtl

Van ‘t Hof zet de taal op een zijspoor, maakt er grapjes over en dat werkt (voor mij). Het leidt ook tot drie klankgedichten, waarvan één de bundeltitel introduceert.

Een vogel, de lucht
de luchtvogel,
de luchtogel
de lucht de luchtchtluchtvogel

Dat er luchtvogel staat, betekent niet dat het een luchtvogel is (en nu ik het lees klinkt het niet gek in vergelijk met watervogels). Luchtogel kan hier evengoed luchtkogel zijn, afgaande op het krijgsthema in deze bundel. Van ’t Hof was militair in Afghanistan en schreef dat eerder van zich af, zeer ingrijpend zelfs in Aan een ster/ she argued uit 2009. Ook in deze bundel zoekt hij afstand, of nee, probeert hij grip te krijgen op dat verleden.

Ze zeggen dat luchtogels geen vlieg kwaad doen,
maar er zijn schranspartijen waargenomen,
waarbij ze zich te barsten vraten aan zwermende dazen.

We waagden ons leven en stoempten naar het oog
in kwestie, ergens in een bos, maar verdwaalden
als een slecht gemikte kogel.

Op de jachttoren waar we tegenaan fietsten,
zat een gevangene die niet schieten wilde,
ook niet terug naar beneden.

Kun je rust vinden in woorden? Vrede hebben met? Ergens schrijft Van ’t Hof dat hij door tikt totdat alle tekens op hun plaats vallen, maar dat gebeurt hier niet. Gelukkig niet. Het is beter door te struikelen, naar steeds weer andere taal. Zoals je van dichters mag verwachten. En wordt het te veel, maakt ’s nachts een wolf zijn opwachting, dan is het hoog tijd om aan het koeknuffelen te slaan, met een weilandkoe
een weilandkoeilandkoe.

Van ’t Hof zegt BOE tegen de boze wereld.

‘Van de luchtogel’ kun je voor een zacht prijsje kopen of gratis downloaden.

Een chique gebaar

De tweede trainingsdag Persoonlijk Inzicht en Beïnvloedingsvaardigheden verliep moeizamer dan de eerste, waar het meestal omgekeerd is en je de tweede dag je meer op je gemak voelt. Je kent de mensen immers iets beter. Vandaag reageerde de groep verdeeld op de vraag van één deelneemster. Zij vond het allemaal wel leuk die theorie, maar die kende ze al, dus konden we het niet in de praktijk brengen? Met rollenspellen. Dat kan prima, met bedrijfsacteurs die weten wat ze doen, hoe ze gedrag kunnen ‘uitlokken’ zodat je daarop professionele feedback krijgt. Nu moesten we het met elkaar doen en dat mislukte al bij de eerste oefening. Toch hield ze vol, kreeg ze anderen mee (mij niet) en werd het programma aangepast om die theorie in de praktijk te oefenen. Als leken onderling. Even doen alsof je de stof beheerst en objectief het gedrag van de ander kunt beoordelen. Volgende keer moeten we feedback geven op deze dag. Aan het eind van de dag kregen we daar nog net de theorie voor aangereikt.

In de lesstof over non-verbale communicatie (ommunicatie stond er, wat ik een mooi woord vind voor eromheen lullen) stond dat je je voeten op 10 voor 12 moet zetten, niet tegen een muur mag leunen en vermijd chique gebaren. Iemand bekend ermee (ik weet, u kent de niet chique gebaren goed)?

Gehoord worden

De trein naar Utrecht zat bomvol stakers van het streekvervoer, de een nog jovialer dan de ander. Eén man pendelde tussen de wagons en deed luidkeels verslag van de lol die ze elders hadden. De fles whisky is al op, betreurde hij, maar we kunnen wel zingen. Niemand die dat deed. Er was nog een belletje dat groep Zutphen het niet ging redden, door problemen met het openbaar vervoer.

In het stemlokaal vandaag maakte ik de stemkeuze instinctief, door een stemlokaalbegeleidster die me vriendelijk naar de linkerkant van het stembureau verwees. Een kieswijzer, stemwijzer en gezond verstand wezen me daar ook al op en dan moet je voet bij stuk houden.

Zingend de kerk

Ik heb een zwak voor koren in kerken. Dat begon toen ik begin twintig was en op de radio luisterde naar Gregoriaanse muziek; ik zwaar op de hand, eerste stappen als dichter. De fascinatie werd sterker in 2002. Ik keerde rond Kerstmis terug naar Dublin, waar ik in 2001 werkte bij een callcenter. Ik kwam terug voor vrienden die er niet meer waren (ook weer weggegaan) en had op goed geluk een concert gekozen van Anúna in Christ Church Cathedral. Toen de koorleden zingend vanuit de galerijen opkwamen, was ik verkocht. Logisch dat ik afgelopen zaterdag naar een concert ging van A Cappella Amsterdam in de Nieuwe Kerk. Ze zongen Finse liederen die op Gregoriaanse zang leken. Prachtige ervaring.

Deze week was de eerste dag van de training persoonlijk inzicht en beïnvloedingsvaardigheden. Het was in een koud hotel in Bunnik. Ik ben volgens de Roos van Leary een man die veel boven zit, nauwelijks onder, met iets meer op samen dan op tegen. Een baasje dus, die andere werkstijlen moet leren accepteren. Maar ik ben niet onaardig, hoop ik. In de groep van tien zitten vijf mij onbekende politiecollega’s.

Gisteren kwam ik door lange files uiteindelijk toch bij een dineetje van oud-collega Harro, die alweer drie jaar weg is. Het werd een hartelijk weerzien. Hij zei dat dit afscheid, na enkele jaren afstand, hem beter beviel dan het uitzwaaien op de laatste dag. Op een gegeven moment opperde een collega dat ik Iers moest dansen (ik deed dat op de werkvloer ooit na, wat er grappig uitzag), wat ik weigerde, waarna ik dan maar een haiku moest schrijven. Hoe ze daar op kwamen geen idee. Ik schreef onder druk een senryu; niet heel goed, maar volgens de regels. De weg terug (je moet vanuit het restaurant gewoon rechtdoor rijden, dan kom je vanzelf op de weg naar Amsterdam) werd een dwaaltocht van jewelste.

Tijdens ons bezoek aan het Sieboldhuis las ik over een wakagedicht. Een wat? Na googelen kwam ik bij het blog van Kirsten Groot die wat informatie heeft over Japanse poëzie. Waka bestaan uit 5 regels met 31 syllaben. De standaard structuur is 5-7-5-7-7. Qua inhoud gebruiken waka voornamelijk natuur (het weer, planten, dieren, etc.). Hier kunnen allerlei dubbele betekenissen, verwijzingen, allegorieën e.d. in verstopt zitten.

Toevallige feiten

Ik woon aan de Prinsengracht, werk aan de Prinsessegracht en vertrek naar de Prinses Irenelaan. Ik verlies een gracht, maar blijf royaal. Ook toeval: vandaag kwam na twee maanden plots het akkoord op een trainingsaanvraag, waarna ik snel snel de boel kon regelen om toch op 8 maart te beginnen. Voor de training mag ik met een groep drie dagen lang worstelen met persoonlijk inzicht en beïnvloedingsvaardigheden.

Op advies van kenner Hans Kloos kocht ik meerdere Scandinavische boeken, waaronder ‘Osebol’ van Marit Kapla. Een aanrader. Al is het om de bijzondere vorm van onderzoeksjournalistiek, proza en poëzie.

Ik maakte bij toeval een mooie foto die ik niet heb geplaatst op Instagram. Het kan ook te veel zijn.

Generatie ongemak

De inclusiescan. De bespreking in mijn groep vond ik een oefening in ongemak. Niet doordat we eerlijk konden zeggen wat we van inclusie en diversiteit vonden, maar door wat er niet kon worden gezegd. Het was hakkelen en stamelen en woorden zoeken die een beetje leken op je eigen ideeën en toch aansloten bij de noodzaak van inclusie. Wat niet hielp, was dat de gesprekken werden geleid door onze leidinggevenden (ze deden het naar omstandigheden heus goed), waar een neutrale gespreksleider nodig was. Al was het om om te gaan met de emoties die opborrelden.

Openlijk kunnen praten over inclusie begint bij een veilige omgeving, en die moet je – ik werk bij de politie – afzetten met linten. Regels waarin je helder kunt vertellen wat je stoort, wat je dwarszit zonder de ander aan te vallen. Het had kunnen voorkomen dat ik bij de opening van het gesprek als voorbeeld werd gesteld van iemand die heel veel privileges heeft en een ander heel veel obstakels. Ik reageerde scherp en lag direct mijlenver achter. En of het gesprek al niet smeulde, zie iemand – heel eerlijk en oprecht – geen begrip te hebben voor wie inclusie niet omarmde.

Misschien is het toch een generatieconflict, dacht ik achteraf. Van mensen als ik die opgroeiden in een witte omgeving die lang wit is gebleven, en anderen voor wie de omgeving altijd al divers was. In de uitslag van de scan staat, dat als je laag scoort op een inclusieve thuisomgeving, je je best moet doen om die diverser te maken. Zo worden de grenzen tussen werk en privé steeds kleiner. Op het werk ga ik mijn best doen om de anderen (ik vind even geen beter woord) stem te geven, ze voor te trekken. Niet omdat dat moet, niet omdat dat beleid is, maar omdat ik heus zie wat het kan brengen.

Maar thuis is thuis, vul ik mijn voorrechten zelf in. Niets radicaals hoor, eerder burgerlijk, met simpele wensen over geluk, geborgenheid en gezondheid. Een thuis voor een paar vrienden, maar vooral een thuis met Roos.

Ik mainstream?

Het gedicht voor de bundel over diversiteit is ingeleverd. Eerder grapte vriend Nanne dat er in onze club van vier dan eindelijk een mainstream-dichter is. Dat klopt niet voor wie mijn werk kent, maar zegt het iets over – onze kijk op – het poëziewereldje, dat wordt gekenmerkt (steeds hardnekkiger) door een ons-kent-ons-cultuur. Het gedicht in de bundel zou dan mijn herintrede in dat wereldje kunnen zijn. Mits ik er vol op inzet en gedichten stuur naar tijdschriften en weer optreed (zelfs de gemakkelijkste van alle, de Prinsentuin, deed ik nooit). O ja, en er is nog het werk zelf, dat mainstream moet zijn, ook al valt dat moeilijk te definiëren. Maar denk aan spoken word, maatschappelijk gepositioneerd en toch ook ik-gericht.

Grappig: als je googelt op mainstream poëzie kom je snel bij ‘Poëzie voor klootzakken’: de lezing van Ton van ’t Hof over flarf in Nederland.

Het duurt soms maanden voordat we een film willen bezoeken, maar de afgelopen tijd bezochten we er drie die ons de moeite waard leken en de moeite waard bleken: Triangle of Sadness, The Banshees of Inisherin en Godland. De laatste speelt zich af op IJsland, wat een van de personages in de film een meedogenloos eiland noemt, wat past bij de beelden.

Scannen

De tiende was het alweer een jaar geleden dat vader overleed. Hij komt soms in mijn dromen langs, maar vraag me niet op welke manier. Als ik hem droom is het een goede gelegenheid aan hem te denken. Aan toen hij nog in goede doen was en heel de wereld bijeen timmerde (letterlijk, hij was ooit timmerman bij de NDSM, waar hij kapiteinshutten mocht bouwen; met in de pauze gratis rookwaren, een bolknak, sigaretten). Hij stopte met roken bij de geboorte van zus Marjon. Of was het pas toen mijn broer en ik verschenen? Ook zo’n herinnering. “De berg die een muis baarde”, zei de dokter die niet doorhad dat moeder zwanger was van een tweeling.

Voor het werk moesten we een inclusiescan maken, om volgende week plenair te bespreken … als je wilt stelt het management. Volgens de scan omring ik mij graag met gelijken en doe ik te weinig om anderen (mensen met een andere achtergrond dan ik) te betrekken of te benaderen. Je moet met een plan komen om daaraan te werken, ook te bespreken natuurlijk. Waar het mij om gaat: niet iemands kleur of achtergrond, enkel iemands inzet. Werk je hard, naar vermogen? Gebruik je jouw talent? Ik vrees nu wel dat dit achterhaalde waarden zijn, van een witte man op een wit eiland.