Roos wilde eropuit, ik twijfelde even, maar ging overstag, de blik gericht op Museum Belvédère van waaruit we het Oranjewoud in zouden lopen. We boekten er een Van Der Valk-hotel bij, in Emmeloord, waar ze achter de balie wereldklokken hadden, zodat ik wist hoe laat het in New York was. Emmeloord is een A-locatie, in the heart of The Netherlands. De dag erna naar Schokland en als het lukte Nagele.

Het museum is mooi, ligt mooi en de vaste collectie beviel. Een manifest uit 1923 riep op tot waarachtig spreken. Kunst is overal. Zij wordt den mensch als het ware door de vleugels op de jas geworpen. In elke zuigeling met zwakke ingewanden wordt de latente kiem gelegd voor een kunstenaar bij de gratie. Het werk van Olphaert den Otter kon ons niet bekoren. Het wandelen wachtte, wat we uitgebreid deden, ons verbazend over de vriendelijke begroeting van iedereen op ons pad. Een hoi hier, een hallo daar ben je als stadsbewoner ontwend.

Bij het diner in het hotel liet de man aan de tafel naast ons een harde wind. Zijn vrouw keek verschrikt de tafels rond of iemand het had gehoord.

Schokland gezien, nu ook de kant van de haven die ik nog niet bezocht, en een flitsbezoek aan Nagele. In de jaren vijftig ontworpen door architecten zoals Cornelis Van Eesteren (van de Amsterdamse Westelijke Tuinsteden), Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld. Het was precies zoals ik het herkende.

Er ligt een proefdruk klaar, die ik nu ga lezen.