Het was me een weekje wel, om met wijlen Gert-Jan Dröge te spreken. Rustig op gang komen na de vakantie zat er niet in, met elke dag veel schrijf- en doewerk. Gisteren lukte het me op een laatste moment iemand te spreken voor een artikel dat woensdag aanstaande af moet zijn. Ook volgende week is mijn balboekje helemaal gevuld.
Ik las in NRC de poging van Arnon Grunberg een commune te stichten, met een geit als god. De geit werd toch niet geleverd. Ik hoopte dat hij Puck Fair zou noemen, in het Ierse Killorglin. Daar wordt sinds 1613, gedurende drie dagen in augustus, een geit vereerd.
Op de sportschool sprak ik de man die 2,5 maand geleden een herseninfarct had opgelopen. Hij kwam bewust naar de plek waar het allemaal was gebeurd, zei dat het een drempel was, maar verder ging het hem goed. In de kleedkamer vroeg een bodybuilder of ik hem kon helpen zijn shirt uit te trekken, wat ik bijna routinematig deed.
Arnon Grunberg
‘Natuurlijk gaan er mensen dood en ik dacht direct: Tirza. Maar het is inmiddels anderhalve week geleden en het is je oma, niet je vader of moeder of zo. […] Als iemand zich dan niet happy voelt, ja, dan gebeuren dat soort dingen.’
Ik hoorde deze stoïcijnse kijk op de dood gisteren in de trein, van een man die naast me stond in een overvolle coupé. Ik sloeg aan op de naam Tirza, waarbij ik dacht dat dit sterven werd vergeleken met de roman van Arnon Grunberg, maar later dook Tirza op als echt persoon. Verder stond er iemand vlak voor zijn ontslag, want ‘als het weer niet gaat, moet hij de conclusie trekken.’
Ik heb zojuist een griepprik gehaald, wat me niet vrijwaart van griep, maar wat wel de zwaarte eruit haalt. De laatste jaren word ik er twee, soms drie keer door geveld. Vooral het treinreizen speelt dat in de hand. Al die verkouden mensen die alles aanraken met hun besmette handen… Of je hebt collega’s die ziek zijn en toch naar het werk komen (wat prijzenswaardig is). Als het klopt, krijg ik dit weekend last van de antistoffen.
Sinds vandaag hangt de foto Moving Feet, van Sarah van Rij aan onze muur. De tweede foto die we kochten bij Foam, waar je voor een schappelijke prijs werk kunt kopen van nieuw talent. Sarah is van 1990. Bij haar werk hoort dit soort proza:
Hoewel de beelden van Van Rij inherent hedendaags zijn (een aantal foto’s werden op de iPhone van de kunstenaar gemaakt) is het vaak moeilijk om ze in een bepaalde tijd te plaatsen: met af en toe een uitzondering is haar onderwerp grotendeels verstoken van tijdelijke indicatoren, waardoor haar werk een tijdloos gevoel heeft en het nostalgie naar vervlogen tijden oproept.