Ik maakte een foto van café De Baron in De Pijp toen een vrouw haar fiets neerzette en zei: mooi café hè, waarna we aan de praat raakten. Ze bleek de eigenaar. En ja, ze zou het ook deze coronaperiode wel redden, zei ze, en avondverkoop zou welkom zijn, ‘maar ik wil het de verslaafden niet makkelijker maken. Er is hier heel opvang en dat is goed, maar je moet die mensen niet aan de drank helpen. Er wordt niet op gehandhaafd, dus blijf ik dicht.’
De Pijp komt niet van zijn ware aard af, ondanks alle hipsters en aanverwanten.
De fotocursus ging inderdaad online, wat me niet beviel. Niet omdat het me op voorhand niet beviel, maar het liep niet; de verbinding, het gesprek over, de uitleg… Morgen weer een online sessie.
Vanmiddag besloot ik toch naar de bundelpresentatie van Astrid Lampe te gaan, die in Perdu haar bundel Tulpenwodka presenteerde. Het werd een vrolijk weerzien met Nanne en met Bas Geerts. Na afloop spraken Nanne en ik met een dame die Nanne kent uit het dichterscircuit in Utrecht. Ik was plots weer dichter en moest (vond ik) verstandige dingen zeggen over post-flarf en merkte dat ik dat niet meer kon. En ik dicht evenmin. In de poëzie vervaagt de naam Van der Schaaf, waar ie al bleek was. Nog even en ik ben mijzelf.
Bas Geerts
Mijn 1 euro boodschappentasje met grijze panterprint leidde bij binnenkomst in Perdu direct tot gegniffel bij uitgever Nanne Nauta en dichteres Astrid Lampe, want eenzelfde print staat als een bies op de achterkant van Astrids bundel ‘een sterke suikerlobby’; wat uitgegeven is als extra poëzieweekgeschenk, maar betiteld wordt als alternatief.
Later ging het gesprek over dierenprints en waarom vrouwen die dragen (kracht) en mannen niet per se en dat die prints overal opduiken, misschien omdat de dieren zo zoetjes aan naar de gallemiezen zijn geholpen en dat we er iets van willen behouden. Ook legde iemand uit wat donkere energie is en dat dit ons omgeeft. Daarvoor kwam de poëzie zelf aan bod. Astrid legde criticasters over de knie die haar poëzie zien als knip- en plakwerk, wat niet de essentie is en sowieso niet de opzet. Er werd gesproken over niet-poëzie, ideeën en indrukken die leiden tot, en dat er een nieuwe poëzie is ontstaan, achter de computer, toch geëngageerd, met beeld en geluid en veel componeren en opnieuw zetten.
Mijn naam viel, als uit het fonds van uitgeverij crU, en mensen keken naar me alsof ik een dichter was. En ik had moeten voordragen, maar had mijn bril niet bij me en zei, nee, dank u mevrouw, ik zet die groene bril van u niet op. Er worden foto’s gemaakt.
Bas Geerts, dichter en kunstenaar (en bodycombatter) was er ook. Hij gaf me een goede tip voor hoe ik de witruimte van .jpegs snel kan wegkrijgen. Aan zo’n man heb je wat. Het gaf de middag nog meer zin.
Recensie Winterreis Bas Geerts
Dacht ik laatst: het aardige van zo’n chapbook is dat je een dichters’ werk snel tot je kunt nemen en snel tot een besluit komt: dit spreekt me aan, dit niet. En dat je bij de mindere uitkomst kunt zeggen dat zo weinig gedichten niet representatief kunnen zijn voor heel het dichters werk. Dat er meer en beter in het verschiet ligt.
Het moeilijke van een chapbook – dat als hoofdstuk meestal weinig gedichten bevat – is dat elk gedicht moet ‘staan’, dat je niet nonchalant kunt zijn met wat je aan poëzie brengt, want die speelruimte is er niet. Een gemakkelijk of minder geslaagd gedicht valt in een kleine serie snel op, en verzwakt dat geheel.
Een chapbook kan naar mijn idee dus niet zomaar wat gedichten zijn met een kaft eromheen. Ik zie liever een bundel waaraan een centraal ontwerp ten grondslag ligt, maar dat dan uitgewerkt naar alle grenzen van dat idee. Het chapbook van Bas Geerts, Winterreis, is in zijn thematiek in elk geval helder. De dertien titelloze gedichten behandelen het verglijden van de wintertijd, en ik vermoed dat daartussen een relatie schemert, omdat er hier en daar sprake is van een wij en een ons. Alleen het eerste gedicht, de eerste regels geven aanleiding tot die interpretatie, met
Het komt
we zien het
handhaaft zich
Daarna is het zoeken naar die relatie. En wellicht zit die er gewoon niet in. Misschien is Winterreis precies wat de titel stelt: een reis door de winter(tijd). De taal sluit daar in elk geval op aan. Die is uitgebeend en kaal, en blijft door talloze weglatingen en een overvloed aan enjambementen soms met moeite binnen de grammatica. De langste zin telt vijf woorden, de meeste twee. Ook gebruikt de dichter bar weinig bijvoeglijke naamwoorden – wat ik prettig vind, dat je nadruk van de poëzie aan de lezer laat.
In menig opzicht is de bundel zeer consciëntieus. Vorm, taal en ritme zijn keurig bijeengebracht en kundig behandeld. De gedichten lopen goed in elkaar over en zijn gelijkwaardig aan elkaar. Alles is streng geordend, gerangschikt in het precieze. Toch kan ik niet zeggen dat deze bundel mij bevalt en dat zit ‘m met name in de taal die de dichter gebruikt. Al die weglatingen en dat zuinig zijn met betekenis heeft een doel, maar ik blijf zitten met te veel hiaten, en een tong die struikelt:
een oorsprong
het verlaten we
ook die zijn zijn
er omdat
of
is het verder
elders iets
iets wat
van voor ons
is dat via
Dit is behoorlijk ongrijpbare poëzie. Natuurlijk mag je van de lezer verwachten dat-ie in dit soort zinnen gaat zoeken naar betekenis, naar het andere verhaal, maar daartoe moet je wel worden uitgedaagd. Dan wil je de monotonie doorbreken hebben door goed getimede, creatieve taal.
Dat is direct mijn grootste bezwaar tegen Winterreis, dat het een vlakke bundel is. Bas Geerts biedt de lezer nauwelijks spitsvondige wendingen, geen onverwachte dreun, laat staan enig plezier in taal. Maar misschien zie ik dat verkeerd. Misschien kan alleen een goede dichter zo kaal en weerbarstig schrijven.