Ik mainstream?

Het gedicht voor de bundel over diversiteit is ingeleverd. Eerder grapte vriend Nanne dat er in onze club van vier dan eindelijk een mainstream-dichter is. Dat klopt niet voor wie mijn werk kent, maar zegt het iets over – onze kijk op – het poëziewereldje, dat wordt gekenmerkt (steeds hardnekkiger) door een ons-kent-ons-cultuur. Het gedicht in de bundel zou dan mijn herintrede in dat wereldje kunnen zijn. Mits ik er vol op inzet en gedichten stuur naar tijdschriften en weer optreed (zelfs de gemakkelijkste van alle, de Prinsentuin, deed ik nooit). O ja, en er is nog het werk zelf, dat mainstream moet zijn, ook al valt dat moeilijk te definiëren. Maar denk aan spoken word, maatschappelijk gepositioneerd en toch ook ik-gericht.

Grappig: als je googelt op mainstream poëzie kom je snel bij ‘Poëzie voor klootzakken’: de lezing van Ton van ’t Hof over flarf in Nederland.

Het duurt soms maanden voordat we een film willen bezoeken, maar de afgelopen tijd bezochten we er drie die ons de moeite waard leken en de moeite waard bleken: Triangle of Sadness, The Banshees of Inisherin en Godland. De laatste speelt zich af op IJsland, wat een van de personages in de film een meedogenloos eiland noemt, wat past bij de beelden.

Las dat de C. Buddingh’-prijs naar Wout Waanders is gegaan, voor zijn bundel ‘Parkplan’. Ik zocht een voorbeeldgedicht om de mans stiel te herkennen, maar vond enkel blurps. Stel je toch voor dat je iets prijsgeeft. Imago is belangrijker dan het werk.

Flarf leeft, zij het kortstondig, als #voetbalflarf. Met Killa van der Starre als lijstduwer.

Vanmiddag gaan we naar Huis Marseille. Binnenkort ook naar het Cobra Museum in Amstelveen, voor Frida Kahlo & Diego Rivera.

Geheimtip voor kunst op tv… Westart, elke zaterdag om 18.15 uur op WDR.

Overweeg al een paar weken om een oud idee voor een novelle op te pakken. Ik kwam nooit verder dan een artikel van 2000 woorden en schreef er heel veel van rond de 500 woorden. Toch lijkt lengte niet het probleem. Eerder het ontbreken van een eigen stem en dat je dan probeert auteurs te kopiëren. Och, kon ik maar instant goed schrijven als Robert Seethaler of Torgny Lindgren.

En ja, ik weet best dat een boek schrijven meer vraagt dan stiel alleen.

Ohne Alkohol

Het jaar nog net afgesloten met een blik op een ontwerp waarboven stond: participatie-judo, waarvan ik dacht dat het was verzonnen, maar het staat in het Tijdschrift voor de Politie, in een verhaal over burgerparticipatie bij opsporing.

De essentie is om niet tegen burgerinitiatieven te ‘vechten’, maar deze juist te omarmen en samen de juiste kant op te bewegen en leiden waar nodig.

Ik zou het participatiedans noemen, maar dat is wellicht te frivool voor de zwaardmacht die de politie uiteindelijk is.

Het jaar geopend zonder alcohol. Ik deed het eerder en kan het goed volhouden, hoewel wintersport over twee weken lastig wordt, daar ik nauwelijks wilskracht heb. Ik denk dat ik matig drink en er een maand alcoholvrij aan toevoeg. In Flachau opent over twee weken het festival minus20degree 3 days | 9 artists | 20 architects | 1 global village, georganiseerd door zwager Theo Deutinger. Hij vroeg me gisteren of ik met mijn (flarf)poëzie wil meedoen aan het open podium. Ik heb al jaren niet voorgedragen en overdacht te veel (moet ik eerst flarf uitleggen, de Amerikaanse oorsprong en dan werk vertalen in het Engels of Duits?), maar het thema is global village, zegt hij, dus bijdragen uit alle landen zijn welkom.

Toch maar doen…

Op 1 januari ben ik begonnen een nieuwe bundel; dit naar aanleiding van de tentoonstelling Composicions van Christian Marclay, die collages maakt van cut-outs van graphic novels en reclame. Poëzie is er (meen ik) nog niet van gemaakt, dus daar waag ik me aan. Materiaal vinden is gemakkelijk, het verwerken niet. Of ik ga knippen-plakken wat authentieker is, of ik digitaliseer, zodat ik woorden kan herhalen, op lijn kan zetten, kan vergroten en zodoende beter kan componeren. Veel werk, maar ik heb alle tijd.

Voor al die collega’s die me een culinaire snob vinden: vanavond eten we een salade van scheermessen, ham, eend en linzen, met een cavadressing. Nu jullie weer.

Een wachtdienst draaien en sociale gelegenheden gingen dit keer niet samen. Ik was amper bij de opening van Ghosts Don’t Walk in Straight Lines van Saskia de Brauw en Vincent van de Wijngaard, of ik moest terug. Ik ken het duo via bevriende ontwerper Mark die de tentoonstelling mocht inrichten. Wat langer geleden deden Mark, Vincent en ik een project voor de Fotoacademie, waarin ik mijn flarf prima kwijt kon.

Het weerzien met Mark was hartelijk. We zijn beiden kaal, grijs bebaard en lang, wat hem ertoe bracht mij aan anderen voor te stellen als zijn broertje, wat ik charmant vond.

Vandaag konden Roos en ik de tentoonstelling op ons gemak bekijken. Naast de documentaire foto’s van Vincent is er een film waarin De Brauw (kunstenares, maar vooral bekend als fotomodel) langzaam door New York loopt. Het sterkst vond ik de fragmenten waarin ze door haar trage pas onopgemerkt lijkt door omstanders, als een geest, als referentie naar de titel van de tentoonstelling.

Ik ben door alle heisa Gedichtendag vergeten. Anders zou ik Perdu zijn gegaan voor de 30 + 30 poëziemarathon. Om dat goed te maken een vertaling van John Ashbery’s The Chateau Hardware. Lastige vertaaltitel, want voldoet dat: Kasteel hardware?

Het was daar altijd november. De boerderijen
Waren een soort district; een zekere controle
Was uitgeoefend. De kleine vogels
Verzamelden zich langs het hek.
Het was het grote “alsof”, het hoe de dag verliep,
De dwalingen van de politie
terwijl ik mijn lichaamsfuncties nastreefde
die vuur noch water verlangden,
trillend op de verre toestand
en erop uitdraaiend zoals ik ben, lijk ik je te groeten.

Origineel

It was always November there. The farms
Were a kind of precinct; a certain control
Had been exercised. The little birds
Used to collect along the fence.
It was the great “as though,” the how the day went,
The excursions of the police
As I pursued my bodily functions, wanting
Neither fire nor water,
Vibrating to the distant pinch
And turning out the way I am, turning out to greet you.

Verward

Mensen met verward gedrag zijn geregeld in het nieuws, omdat de vraag hoe we die mensen kunnen helpen onbeantwoord blijft. Recent nog kwam het idee voor een landelijk meldnummer, maar wie er achter de telefoon zit, werd niet bekend. Vaak is het nog de politie die de ‘verwarden’ opvangt, maar het is een taak van de gemeente, van de zorginstellingen. En daar staat nog niemand op. Misschien omdat het om geld gaat of is het nog niet duidelijk wat het probleem precies is. Want definieer het maar: verwardheid. En wanneer leidt dat dan tot overlast?

In 2006 kwam flarfdichter Katie Degentesh met de bundel The Anger Scale, waarvan alle teksten (theorie en testresultaten) uit een persoonlijkheidstest komen die psychiaters rond 1930 gebruikten om geestesziekten vast te stellen: the Minnesota Multiphasic Personality Inventor. Ik vind het flarf-genre bij uitstek geschikt om een thema als geestesgesteldheid te verwoorden, zoals Degentesh in het volgende gedicht doet: I Do Not Tire Quickly

I Do Not Tire Quickly

Even if your heart is messy, I will clean it up.
I have no sense of touch, I do not hear the events around me
and haven’t even had a fever for many years.
Since I started using I find I can be much more precise
I take medicine to fix problems caused by my
burning up energy foolishly as I did when I was trying
to arrange life to suit myself
As soon as the light comes in, I go to play tennis.
Talking listlessly into my hand
I am able to inhale much more deeply
to work longer and fill more baskets
I now go for long walks with my dog.
No hurt or fear penetrates my heart.
My elbow is better now too,
and my neck and my numb thumb
belong to disgraced executives of Enron
They try to turn a wartime walkie
into the beginning of scientific Islamic research
They get angry, flustered, desperate
and even consumed over other humans.
and even though I haven’t won a game yet (!!!)
the breath of life is vivid and arresting
I like to think in hours instead of days
when I eat, when I rest from a day’s work, later in my bed, and so on.
Bertolt Brecht must not be seen
hoping and un-hoping among so many crickets
armed with slingshots and cap guns,
his secrets kept safe in snow forts
He is the main reason I watch this schlock.
The muscles in my arms are starting to show
Then the sun comes out to admire its shapes
Each cut is a treasure.
I live among them and they breathe forth fire
and dogma-spewing Dynasty toadies
I no longer have restless leg
The unusual still pursues me
Unfortunately, tennis has become a rarity
Or I would be the first to join the Communist party
When the battles of the mountains are behind us.

Ik heb geprobeerd het te vertalen naar dit:

Ik word niet snel moe

Zelfs als je hart een rommeltje is, zal ik het opruimen.
Ik kan niets voelen, hoor niet wat er om me heen gebeurt
en ik heb jarenlang geen koorts gehad.
Sinds ik gebruik kan ik veel preciezer zijn
Ik gebruik medicatie om problemen op te lossen
die ik veroorzaak door als een waanzinnige energie te verbranden
in een poging om een leven te maken dat bij me past.
Zodra het licht binnenvalt, ga ik tennissen.
Door onverschillig in mijn hand te praten
kan ik al veel dieper inademen
langer werken en meer mandjes vullen.
Ik maak lange wandelingen met mijn hond.
Pijn of angst kan mijn hart niet binnendringen.
Mijn elleboog voelt nu ook beter,
en mijn nek en mijn duim
behoren toe aan managers van Enron die moesten terugtreden
Ze proberen om een oorlogszombie te worden
Terwijl de islamitische wetenschap net begint.
Dan worden ze boos, wanhopig, raken ze verward
en consumeren ze zelfs andere mensen.
Maar zelfs al won ik geen enkele wedstrijd (!!!)
de levenszucht is levendig en houdt je staande
Ik denk liever in uren dan in dagen
als ik eet, als ik uitrust van een werkdag, later in bed, et cetera.
Je wil Bertold Brecht niet zien
tussen hoop en geen hoop en zo veel krekels bewapend met
katapulten en klapperpistolen,
zijn geheimen worden bewaard in sneeuwforten
Hij de voornaamste reden dat ik deze rotzooi bekijk.
Mijn armspieren worden groter
En dan komt de zon op om zijn vormen te bewonderen
Ik koester elke snee.
Ik leef met ze terwijl ze vuur ademen
en dogma-spuwende Dynasty meelopers
Ik heb niet langer last van vermoeide benen
Het ongebruikelijke achtervolgt me nog steeds
Jammer genoeg is tennis een zeldzaamheid geworden
Of zou ik de eerste zijn die lid word van de Communistische Partij
Wanneer de gevechten achter de bergen voorbij zijn.

Famke Janssen, door Sharon Mesmer

In 2007 leek je niet om Famke Janssen heen te kunnen. De filmster had een hoofdrol in de X-Men-films (The Last Stand in 2006), speelde in de tv-serie Nip Tuck en ze begon aan de Taken-trilogie. En het was haar stem die je hoorde in de Studio Tram Tour in alle Disneyland-parken. Misschien dat flarfdichter Sharon Mesmer daarom een gedicht aan haar wijdde. Een gedicht dat lief begint, intiem.

I would like to be her Toodle Boople
And she could be my Poodle Boople.

Toodle betekent zoiets als lieve groetjes, toedeloe en een boople is een tekenfilmfiguurtje. Boople betekent bovendien kort. Sharon wil knuffie-knuf bij Famke zijn en Famke mag ook bij Sharon. Van lieverlee wordt het erotisch, met een bijrol voor Rebecca Romijn (ook groot in 2007, als Mystique in de X-Men en Alexis Meade in Ugly Betty).

And from that comfort zone,
Famke and Rebecca Romijn could pretend
To undress each other,
Or at least undress each other’s poodles.

Elkaars poedel uitkleden? Dat is wel het minste wat je mag verwachten. Het is maar spel, want als actrices hoeven ze slechts te doen alsof, could pretend. Het kan en het mag, want dit is originele flarf, waarin het absurd mag zijn en poëtisch onverenigbare thema’s naast elkaar kunnen bestaan. Het gedicht blijft even bij de poedel, die wat de dichter betreft vaal paars gekleurd kan worden met frisdrankpoeder Kool-Aid, een soort druivensmaak.

I’d like to dye Famke’s poodle mauve,
And I know how I’d do it, too –
Kool-Aid.

turaMaar dan verandert de toon van het gedicht. De aanvankelijk aanhankelijke relatie met Famke (of haar poedel) wordt op afstand gezet, wordt ook valser, want Famke heeft weliswaar een sterke geest, maar ook een enorme kont en een voef als die van de Japans-Amerikaanse actrice Tura Santana. En niet zomaar een voef, maar één die bij het minste geringste actief wordt. Alsof het Tura zelf is, in haar favoriete genre: de actiefilm.

It should also be mentioned
That not only does Famke have a giant ass,
She also has a very powerful mind
And a hoo-hoo like Tura Satana’s
That snaps into action at the first sign of trouble.

Er is geen houden meer aan. Over de rug van de poedels wordt Famkes beeld verder afgebroken, raakt het imago ontluistert. Het is allemaal uiterst pijnlijk, zegt het gedicht, ook letterlijk, alsof we dat niet doorhadden na al het vileine. Het is pijnlijk als de ooglaserbehandeling (lasik surgery) die Famke onderging.

And speaking of poodles,
Have you heard about the many children
Forced out of Eric Estrada’s cocker spaniel?
It must’ve been painful
Like Famke’s lasik surgery in British Columbia.

Sharon Mesmer toont met dit gedicht zowel bewondering als minachting voor een filmster als Famke, een soort bezwering van de roem. Her aardige is ook dat dit gedicht niet over Famke gaat – alleen haar naam wordt genoemd – maar eigenlijk geldt voor elke film-, rock- of andere ster. Noem het een hekeldicht, maar dan veel grappiger.

Famke Janssen

I would like to be her Toodle Boople
And she could be my Poodle Boople.
And from that comfort zone,
Famke and Rebecca Romijn could pretend
To undress each other,
Or at least undress each other’s poodles.
I’d like to dye Famke’s poodle mauve,
And I know how I’d do it, too –
Kool-Aid.
It should also be mentioned
That not only does Famke have a giant ass,
She also has a very powerful mind
And a hoo-hoo like Tura Satana’s
That snaps into action at the first sign of trouble.
And speaking of poodles,
Have you heard about the many children
Forced out of Eric Estrada’s cocker spaniel?
It must’ve been painful
Like Famke’s lasik surgery in British Columbia.

(Uit Annoying Diabetic Bitch, Sharon Mesmer 2007)

Het belang van serendipiteit voor flarf

Op de Culture Show van the BBC zag ik een bijdrage van een professor in de sociale psychologie over internet en serendipiteit. Serendipiteit wordt gedefinieerd als het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders. De professor zei dat Google zichzelf graag ziet als serendipity machine, als een machine die de gebruiker oneindig veel resultaten biedt: vondsten die je zelf nooit kon bevroeden. Voor een overgroot deel maakt Google die belofte waar, door tal van bekende en vooral veel onbekende bronnen te ontsluiten. Google ontsluit de digitale wereld.

Maar waarschuwde de prof: Google beïnvloedt die resultaten, door persoonlijke zoekprofielen op te stellen. Zoek ik op Google naar een woordcombinatie, dan zullen de zoekresultaten verschillen van iemand anders die dit googelt. Of de volgorde is anders. Daarmee lijkt een eindigheid aan die oneindigheid te bestaan. Letterlijk ook: want zelden toont Google mij meer dan honderd pagina’s. Misschien ligt dat aan het Nederlands taalgebied, dat veel kleiner is dan het Engels. Dat heb ik gelijk onderzocht, met de woordcombi How to Be. Dat leverde een schamele 82 pagina’s op. En market place nog minder, met maar 72 pagina’s.

Nu gaat het ook niet om kwantiteit. Google mag met de kleine beperkingen die het heeft, mogelijk niet de oneindige bron zijn die het zo graag wil zijn. Voor mij (en voor mijn poëzie) blijft het wel degelijk een serendipity machine. Want geheel naar de letter van de definitie vind ik bijna altijd wat ik niet zoek.

Dat ik vaak op verrassende vondsten stuit, heeft ook te maken met de manier waarop ik op het internet graas. In mijn begintijd waren mijn zoekopdrachten zeer flarf. Met bijvoorbeeld naakte clown zoekt plezier of kippen, koelkasten en kanjers. Dat bracht vooral vreemde gedichten op, waarin samenhang niet belangrijk was. Het moest vreemd zijn, want zo is flarf. Een misvatting bleek later. Ook waren de gedichten die zo ontstonden simpelweg niet goed.

Dat bleek bijvoorbeeld uit een commentaar van Arnoud van Adrichem, nadat ik hem enkele gedichten had gestuurd. Hij schreef dat mijn gedichten krachtige regels en fraaie beelden bevatten, maar dat het spanningsveld tussen ‘mooi’ en ‘lelijk’ taalgebruik hem nog niet overtuigde. Als slecht voorbeeld zag hij deze zinnen:

(‘zooohooooo dat was wederom fucking bruut’, ‘tieten *kuch* + vagina *kuch* + schieten en helikopters / meerrrrrrrrrrrr! meerrrrrr! *fap*fap*fap* *kwijl* / whababwhawa *kwijl*’)

Ik begreep Arnouds standpunt volledig.

Het is de valkuil waarin menig beginnende flarfer in trapt (denk ik). Dat je zomaar wat intypt en zomaar wat maakt, dat voor flarf moet doorgaan. Er zat geen idee achter, en dat is funest voor elke poëzie.

Sinds enige tijd benader ik het flarfen anders. Centraal staat de samenhang, dat gedichten bij elkaar een verhaal vertellen. Geen lineair verhaal, maar een hink-stap-sprong door de tekst. Met elementen die her en der opduiken, maar niet altijd in dezelfde betekenis. Zo verwissel ik bijvoorbeeld graag van perspectief, en wissel dan tussen een ik-vorm, een jij-vorm of een hij- of zij-vorm.

Wat ook veranderde is de zoekopdracht zelf, die nu veel taliger is. Ik zoek bijvoorbeeld op “laten we dit nooit meer” en zoek dan in het zoekresultaat naar het verhaal eromheen.Wat wordt er nog meer gezegd op die pagina, die site, dat forum.

Of ik iets gebruik hangt dan af van het verhaal dat ik wil vertellen, of het daarbij past. Of het resultaat is zo briljant, dat het zelf de basis vormt voor een gedicht. Natuurlijk passend bij hetgeen ik wil vertellen.

Zo bezien, gebruik ik Google dus als serendipity machine. Dat ik iets onverwachts en bruikbaars vind terwijl ik op zoek ben naar iets totaal anders. Daarmee is poëzie niet ongeleid, niet willekeurig, maar is mijn post-flarf een bewust ingezette reis naar het onbekende. Een reis die me hopelijk ooit brengt voorbij de honderd pagina’s die Google mij biedt.