Professioneel

Woensdag kreeg Roos de vierde coronaprik en ik mocht hem gisteren halen. En die duvelse GGD was snel, want vandaag al stond ie in de corona-app. Ook professioneel: het advies van de lijstenmaker voor het schilderij dat we vorige week kochten. Bij het verwijderen (deed ze handig) van de lelijke, te grote lijst kwam de naam van de schilder tevoorschijn: Ter Reehorst. Het kan Carel Hubertus ‘John’ ter Reehorst zijn, geboren te Amsterdam 1901 en overleden in 1985, of zijn vader Wim ter Reehorst. We vermoeden de eerste, zonder te weten waarom.

De nieuwe lijst kost evenveel als het schilderij, maar ach, een kniesoor.

We wilden naar Amsterdam Noord, neuzen bij Van Dijk en Ko, maar botsten op het Amsterdam Dance Event, dat ons de weg blokkeerde met een kaal ogende parade en met feestgangers die massaal Het IJ wilde oversteken. Dan maar door naar het Houthavenveer, dachten we slim, maar ook daar een sliert. Gezien de geestdodende beats, begrepen we de nood aan geestverruimende middelen.

Voor mij volstond Ukase van John Asbery, in A Worldly Country

Ukase
And as you were indulging in the thesaurus,
or, more precisely, being indulged,
the word-rabbits came hippity-hopping along.
Soon it was dusk. The weary river passed
to ask you the same song over again; the birds
(who knew it all by now) were silent;
and it was time to mold the analytical
to the time-sensitive. That is,
to say that it had happened and we were
no worse for it. Indeed, the sky
and nearby barns seemed about to chime
as we were getting our stuff together, ready
to leave, as always, though not quite decided
what tributes to accept, if night should bring any.

What a chump! Excuse me …
It is to the wind and the windflowers I address these
afterthoughts, if they can be dignified
as such. And I digress, too,
in the gloaming where all can be finessed
as we are incurably, undeniably aging,
only I can’t tell what that feels like–
It’s so true! Not when, but if.
But we’ll know it before it happens–we’ll
recognize us from the way we look at each other,
not from any urgent movement forward
or anything like that.

Vooral het laatste deel van de tweede strofe spreekt me aan. In een wat amateuristische vertaling wordt het dit:

En ook ik dwaal af,
in de schemering waar alles kan worden verfijnd
omdat we ongeneeslijk, onmiskenbaar ouder worden,
alleen kan ik niet zeggen hoe dat voelt–
Het is zo waar! Niet wanneer, maar als.
Maar we zullen het weten voordat het gebeurt–we zullen
elkaar herkennen aan de manier waarop we naar elkaar kijken,
niet van een dringende beweging voorwaarts
of iets dergelijks.

Afgesloten

We zijn op park Beekhuizen nabij Velp. Een natuurkamp (nee, geen naturisten), midden in het bos. Heerlijk. Geen tv, geen laptop (mee). Wel lekker eten en drinken en lezen. John Ashbery blijft onnavolgbaar goed. Nog wel eerst even over de grens geweest om boodschappen te doen in Kaufland. Morgen wandelen naar de Posbank.

Als één ding duidelijk is geworden de laatste weken is dat mijn vader niet langer zelfstandig kan wonen. Hij herstelt weliswaar redelijk van de val van veertien dagen geleden, maar hij overschat zijn zelfstandigheid. Lopen gaat moeizaam, eten ook, eigenlijk alles, zelfs ademen. De arts die hem de eerste dagen bezocht, stelde vast dat mijn vader nu echt naar een verzorgingstehuis moet, maar dat wil hij niet horen.

Ik kan hier toch blijven wonen, vindt hij. Er wordt goed voor mij gezorgd. Maar die zorg is niet continu en is lichte zorg: pillen geven, steunkousen aantrekken en eten brengen. In bed helpen, naar het toilet gaan of verschonen is er niet bij. En dat is helaas ook nodig.

Vanmiddag echter kreeg mijn broer een belletje dat er een kamer is vrijgekomen in een tehuis, dicht bij de wijk waar wij zijn opgegroeid. De kamer was anderen aangeboden, maar die zagen er vanaf wegens de quarantainemaatregelen. Wij niet. Morgen gaan mijn broer en zwager het ongetwijfeld moeilijke gesprek met vader voeren en vrijdag inspecteren ze de kamer. Daarna plan de campagne. Vader gaat mokken en komt in verzet, maar we weten dat hij altijd bijdraait. Dat gebeurde toen hij zijn woning verliet voor zijn huidige appartement en gebeurde ook de twee andere keren dat hij tijdelijk moest verkassen. Wij gaan er in elk geval voor zorgen dat zijn laatste standplaats een fijn thuis wordt.

Ik word er melancholisch van, merkte ik, deze familieomstandigheden, en zocht de poëzie van John Ashbery weer op. Daar vond ik

In de kersentijd
Regent het al? Ik stop. De banden van motivatie
nemen in intensiteit af, zoals verfschilfers –
zwaar tot bleek. Het wordt erkend
dat dit de kracht der dingen is,

dat het niet beter zal worden.
Eens was het eigenlijk beter.
Het was een seizoen in de tijd, verpakt in liedjes.
We hielden ervan om aan de rand te staan,
de prachtige dingen voor te stellen die hier konden zijn
en dat ze hier zijn, wat vrijwel  hetzelfde is.

Verlegen tijd die in de vleugels duikt,
te beschaamd om het applaus te erkennen,
dicht, als een klein aanvallend stukje.

In een ander tijdperk van frisdrankfonteinen en treeplanken
deed het er niet toe. Nu werd het gereduceerd tot een helder
bepaald atoom, diepblauw en voorbeeldig.

Voor jou was verleiding een manier van versnellen,
maar niet inhalen, zoals Atalanta’s vlucht.
De appels zijn door een latere bron toegevoegd.
Noem het heidens, of spoorloos. Noem me
onverantwoord. Ik zal terugkomen in augustus,
als de kersen zijn vertrokken.
Is dat niet gemotiveerd?

origineel

In the Time of Cherries
Is it raining yet? I quit. The bands of motivation
recede, in intensity, like paint chips –
heavy to pale. It is acknowledged
that this is the strength of things,

that they will not get better.
One day things actually were better.
It was a season in time, wrapped in song.
We liked standing at the edge of it,
imagining the wonderful things that could be here,
and that they are here, which is much the same.

Shy time that dives into the wings,
too embarrassed to acknowledge the applause,
dense, like a fountain attacking.

In another age of soda fountains and running boards
it hadn’t mattered. Now it was reduced to a bright
particular atom, deep blue and exemplary.

For you, seduction was a way of running,
though not catching up, like Atalanta’s run.
The apples were added by a later source.
Call it pagan, i.e. traceless. Call me
irresponsible, I’ll be back in August,
after the cherries have left.
How motivated is that?

This Room
door John Ashbery

The room I entered was a dream of this room.
Surely all those feet on the sofa were mine.
The oval portrait
of a dog was me at an early age.
Something shimmers, something is hushed up.

We had macaroni for lunch every day
except Sunday, when a small quail was induced
to be served to us. Why do I tell you these things?
You are not even here.

Vertaald

Deze kamer

De kamer die ik binnenkwam was een droom van deze kamer.
En al die voeten op de bank waren natuurlijk van mij.
Het ovale portret
van een hond was ik op jonge leeftijd.
Er glinstert iets, er is iets verzwegen.

We aten elke dag macaroni als lunch
behalve op zondag, toen het tot een kwarteltje kwam
die ons werd opgediend. Waarom vertel ik je deze dingen?
Je bent hier niet eens.

Het gedicht is goed te volgen en vrij gemakkelijk te vertalen, tot ik bij het woord induce kwam. Dat kent in het Engelse veel betekenissen, waaronder veroorzaken, bewegen, leiden tot, inleiden, er toe brengen, opwekken, concluderen en nog veel meer. Een Engels online woordenboek geeft maar liefst 33 synoniemen. Toch lijken er twee hoofdlijnen te zijn: induce als oorzaak en induce als aanzet (en ook deze tweedeling is lastig). Maar het helpt me niet echt om deze dichtregel goed te vertalen.

When a small quail was induced
to be served to us.

Ik kies voor deze vertaling, waar ik nog twijfelde tussen leidde en kwam, en ook had kunnen kiezen voor kleine kwartel.

toen het tot een kwarteltje kwam
die ons werd opgediend.

De vraag: hoe zou jij deze zin vertalen? Kan het bijvoorbeeld simpel, met toen werd ons een kwartel voorgezet? Kan, maar voorzetten is serveren, en die regel is er ook nog.

Hannekes Boom was te druk (toeristen hebben het ontdekt) zodat we uitweken naar het terras bij Pension Homeland, wat erg lekker was, zo in de zon, met een speltbiertje uit eigen brouwerij. En ach, zet er nog maar één bij en een portie bitterballen. Ik had het verdiend, vond ik, na een bescheiden fietstocht. En Roos verdient het altijd.

Thuis lag er een pakketje klaar, uit Frankrijk, met de in Amerika gedrukte bundel van Ton van ’t Hof. Later die dag blogde hij dat zijn vader die dag is overleden. Ook een man uit 1933, zoals mijn vader, die nog steeds door het leven rolt; hoewel fragiel. Ik dacht toen aan de dood en vond deze woorden van John Asbery.

Bloeiende dood

Alvast vooruit, beginnend vanuit het hoge noorden, dwaalt het af.
Zijn radijs-sterke benzinedampen zijn waarschijnlijk vergrendeld
in je neusholtes terwijl je weg was.
Je zult het moeten afleveren.
De bloemen leven ​​op de rand van de adem, losjes,
Daar neergelegd.
Het ene onderbreekt het ander,
Of dat er een symmetrie in hun bewegingen zal zijn
Waarmee ieder ook een individu is.

Maar het is hun collectieve leegheid
die een idee verraadt van iets dat niet vernietigd mag worden.
En hierin, door hoeveel feiten we ook zijn gevallen
glinstert daar toch de oude gevel,
Een luchtspiegeling, maar permanent. Eerst moeten we het idee misleiden
naar het bestaan, om het dan te ontmantelen,
De stukken op de wind verstrooien,
Zodat oude vreugde, bescheiden als taart, als wijn en vriendschap
uiteindelijk bij ons zal blijven, gesteund door de nacht
Wiens kunstgreep het zijn uiteindelijke betekenis gaf.

Het origineel

Flowering Death

Ahead, starting from the far north , it wanders.
Its radish-strong gasoline fumes have probably been
Locked into your sinuses while you were away.
You will have to deliver it.
The flowers exist on the edge of breath, loose,
Having been laid there.
One gives pause to the other,
Or there will be a symmetry about their movements
Through which each is also an individual.

It is their collective blankness, however,
That betrays a notion of a thing not to be destroyed.
In this, how many facts we have fallen through
And still the old facade glimmers there,
A mirage, but permanent. We must first trick the idea
Into being, then dismantle it,
Scattering the pieces on the wind,
So that the old joy, modest as cake, as wine and friendship
Will stay with us at the last, backed by the night
Whose ruse gave it our final meaning.

In de Utrechtsestraat liepen twee mannen voor ons en ik vroeg of dat Victor en Rolf waren, waarna Roos zei, ja inderdaad, en ik niet wist hoe ik dat wist.

Vandaag enkele gedichten uit Veulen van bloed en honing gestuurd naar oude liefde Kluger Hans. Een fijn blad waarin ik lang geleden al eens mocht publiceren. Wie weet plaatsen ze mijn keuze. Met twee verkochte bundels kan ik de aandacht goed gebruiken. Wat me brengt bij John Asbhery, van wie ik het gedicht Meaningful Love vertaalde.

Zinvolle liefde

Wat het slechte nieuws was
werd voor ons te laat zichtbaar
om er nog iets goeds mee te doen.

Ik kreeg geen noodzakelijke dromen aangeboden,
had geen naam of iets anders nodig.
Voor alles was verzorgd.

In de middelgrote stad van mijn bewustzijn
bouwen woelmuizen reuzen.
Daar is de blauwe kamer.

Hij zette geen voelsprieten uit.
Elke dag was hetzelfde voor hem.
Op sommige dagen verlaat hij zijn kamer nooit
en dat zijn de beste dagen,
verreweg.

Er waren sombere tuinen verder de helling af,
mierenhopen die eruitzagen alsof ze daar hoorden.
De worsten waren niet gaar,
de wijn te koud, het brood vloeibaar.
Wie vroeg om truien mee te brengen?
Het klimaat is niet zo betrouwbaar.

De Atlantische Oceaan kroop langzaam naar links
zette een bericht vast op het losse gouden haar van slapende maagden,
een list voor de volgende keer,

waar vuur en water hoogtij vieren in de straten,
de poort gesloten – geen bezoekers vandaag
of een duidelijke hartslag.

Ik heb het sprookjesboek weggedaan,
mijn oude auto verpand, een kaartje gekocht voor het spookhuis
was terug om zes uur,
nadenkend over ‘mogelijke bijwerkingen’.

Het kon toen geen kwaad om lief te hebben,
of om goed te doen. Maar liefde was van knechten houden
of bazen. Er gaat geen rechte weg vanuit.
Bladeren rond de deur zijn opgetekende verliezen.
Twintig jaar om het te repareren.
Asters bloeien op een of andere manier.

het origineel van John Ashbery

Meaningful Love

What the bad news was
became apparent too late
for us to do anything good about it.

I was offered no urgent dreaming,
didn’t need a name or anything.
Everything was taken care of.

In the medium-size city of my awareness
voles are building colossi.
The blue room is over there.

He put out no feelers.
The day was all as one to him.
Some days he never leaves his room
and those are the best days,
by far.

There were morose gardens farther down the slope,
anthills that looked like they belonged there.
The sausages were undercooked,
the wine too cold, the bread molten.
Who said to bring sweaters?
The climate’s not that dependable.

The Atlantic crawled slowly to the left
pinning a message on the unbound golden hair of sleeping
maidens,
a ruse for next time,

where fire and water are rampant in the streets,
the gate closed—no visitors today
or any evident heartbeat.

I got rid of the book of fairy tales,
pawned my old car, bought a ticket to the funhouse,
found myself back here at six o’clock,
pondering “possible side effects.”

There was no harm in loving then,
no certain good either. But love was loving servants
or bosses. No straight road issuing from it.
Leaves around the door are penciled losses.
Twenty years to fix it.
Asters bloom one way or another.

Een wachtdienst draaien en sociale gelegenheden gingen dit keer niet samen. Ik was amper bij de opening van Ghosts Don’t Walk in Straight Lines van Saskia de Brauw en Vincent van de Wijngaard, of ik moest terug. Ik ken het duo via bevriende ontwerper Mark die de tentoonstelling mocht inrichten. Wat langer geleden deden Mark, Vincent en ik een project voor de Fotoacademie, waarin ik mijn flarf prima kwijt kon.

Het weerzien met Mark was hartelijk. We zijn beiden kaal, grijs bebaard en lang, wat hem ertoe bracht mij aan anderen voor te stellen als zijn broertje, wat ik charmant vond.

Vandaag konden Roos en ik de tentoonstelling op ons gemak bekijken. Naast de documentaire foto’s van Vincent is er een film waarin De Brauw (kunstenares, maar vooral bekend als fotomodel) langzaam door New York loopt. Het sterkst vond ik de fragmenten waarin ze door haar trage pas onopgemerkt lijkt door omstanders, als een geest, als referentie naar de titel van de tentoonstelling.

Ik ben door alle heisa Gedichtendag vergeten. Anders zou ik Perdu zijn gegaan voor de 30 + 30 poëziemarathon. Om dat goed te maken een vertaling van John Ashbery’s The Chateau Hardware. Lastige vertaaltitel, want voldoet dat: Kasteel hardware?

Het was daar altijd november. De boerderijen
Waren een soort district; een zekere controle
Was uitgeoefend. De kleine vogels
Verzamelden zich langs het hek.
Het was het grote “alsof”, het hoe de dag verliep,
De dwalingen van de politie
terwijl ik mijn lichaamsfuncties nastreefde
die vuur noch water verlangden,
trillend op de verre toestand
en erop uitdraaiend zoals ik ben, lijk ik je te groeten.

Origineel

It was always November there. The farms
Were a kind of precinct; a certain control
Had been exercised. The little birds
Used to collect along the fence.
It was the great “as though,” the how the day went,
The excursions of the police
As I pursued my bodily functions, wanting
Neither fire nor water,
Vibrating to the distant pinch
And turning out the way I am, turning out to greet you.

Vandaag, omdat het kon, een eindje op de racefiets, naar Halfweg en terug. Prima manier om weer in vorm te komen, ook al heb ik door de griep wat fitheid ingeleverd. Nu ja, het komt goed. In januari drink ik, zoals zoveel anderen, geen alcohol. Niet om een kilootje kwijt te raken, niet als goed voornemen, maar enkel om alcohol geen gewoonte te laten zijn. Kan ik dat nog, mijzelf iets ontzeggen?

Om het oude jaar af te sluiten, een gedicht bij het nieuwe jaar, van John Ashbery. Steeds vraag ik me bij het vertalen van Ashbery af hoe vrij je kunt/mag zijn in de vertaling? Maak je lopende zinnen, voor een sterk metrum, of blijf je zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst?

Gedicht bij het nieuwe jaar

Ooit, onschuldig op het water, vroeg negentiende-eeuwse schemering,
vroeg je tijd om zijn vlucht te onderbreken. Als wensen meer dan snikken kunnen verwekken, dan zou dat mijn wens voor jou zijn, mijn liefje, mijn engeltje. Maar andere beginselen heersen in deze droeve haven, nietwaar? Als dat is wat het is.

Toen viel de wind uit zichzelf.
We gingen naar buiten en zagen dat het echt was gebeurd.
Het seizoen stond bewegingloos, alert. Hoe stil de val was
op de koude weet ik niet. Ik kom
bepakt en sereen, maar blijf dingen verliezen.

Ik dacht aan Australië. Is het zoiets als Canada?
Fladderen duiven? Is er iets vreemds, om die in ene
in mij te voltooien? Of moet ik mijn opbergsysteem opnieuw leren kennen?
Kunnen we anderen vertrouwen dat ze ons aanklagen
die ons alleen in de avondspits zien,
en nooit stoppen om na te denken? O, ik was zo duidelijk over jou
mijn zangvogel, ooit. Lisdodden opofferen
in het bevroren moeras is ongeveer het enige waar ik nu tijd voor heb.
De dagen zijn zo gepolariseerd. Toch staat de tijd uit het midden.
Dat is tenminste hoe het voor me voelt.

Ik ken het zoals de straten op de kaart van mijn ingebeelde
industriële stad. Maar het heeft zijn eigen manier om voorbij te glijden.
Er was nooit een volheid die zou bestaan;
je wachtte in de rij voor dingen en het gekleurde licht was
verstokt. ‘Stekelig’ was het bijvoeglijke dat bij me opkwam,

Toch benader ik dit kanaal voor al zijn hogere of lagere niveaus.
Zijn tijd was midden in de winter. Er werd pijp gerookt
in de cafés en buiten de grote essen vogel
die uit beletterde etalages stroomde, wachtte
een eindje verderop. Een andere kans. Het werd nooit een gebaar.

Het origineel.

Poem At The New Year

Once, out on the water in the clear, early nineteenth-century twilight,
you asked time to suspend its flight. If wishes could beget more than sobs,
that would be my wish for you, my darling, my angel. But other
principles prevail in this glum haven, don’t they? If that’s what it is.

Then the wind fell of its own accord.
We went out and saw that it had actually happened.
The season stood motionless, alert. How still the dropp was
on the burr I know not. I come all
packaged and serene, yet I keep losing things.

I wonder about Australia. Is it anything about Canada?
Do pigeons flutter? Is there a strangeness there, to complete
the one in me? Or must I relearn my filing system?
Can we trust others to indict us
who see us only in the evening rush hour,
and never stop to think? O, I was so bright about you,
my songbird, once. Now, cattails immolated
in the frozen swamp are about all I have time for.
The days are so polarized. Yet time itself is off center.
At least that’s how it feels to me.

I know it as well as the streets in the map of my imagined
industrial city. But it has its own way of slipping past.
There was never any fullness that was going to be;
you waited in line for things, and the stained light was
impenitent. ‘Spiky’ was one adjective that came to mind,

yet for all its raised or lower levels I approach this canal.
Its time was right in winter. There was pipe smoke
in cafés, and outside the great ashen bird
streamed from lettered display windows, and waited
a little way off. Another chance. It never became a gesture.

194_Arabidopsis_thaliana,_Turritis_glabraHet hoge woord is eruit: planten worden niet graag aangeraakt. Experimenten met Arabidopsis thaliana (ook wel bekend als zandraket) wijzen uit dat zelfs de lichtste aanrakingen – ook door wind – al een enorme impact hebben op een plant. ‘Dertig minuten na de aanraking verandert zo’n tien procent van het genoom van de plant. Dat kost enorm veel energie en dat gaat ten koste van de groei van de plant. Als de plant herhaaldelijk wordt aangeraakt, kan de groei van de plant tot wel dertig procent afnemen’, aldus een onderzoeker. Maar als wind voor verandering zorgt, wat gebeurt er dan als het stormt. En wat voelen planten die we bij de steel afsnijden voor consumptie? Dan is elke kweekkas een killing field!

Ik kwam er op door Ton van ’t Hof, die in zijn reeks Spetterend Vers ruimte geeft aan het natuurvers. Ik dacht: zou John Ashbery ook dergelijke poëzie gemaakt hebben? Ik vond het gedicht Some Trees, wat in dit geval geen – bij Ashbery eigenlijk nooit – klassieke, anekdotische natuurpoëzie oplevert. Ik probeerde het als volgt te vertalen:

Sommige bomen

Deze zijn geweldig: elk
Verenigt zich met een buur, alsof praten
Een verstild optreden is
Bij toeval geregeld

Om zover als deze ochtend te ontmoeten
Van een wereld die ermee akkoord
Gaat, jij en ik
Zijn opeens wat de bomen proberen

Die ons vertellen dat we zijn:
Dat zij louter bestaan
Betekent iets; dat we binnenkort
Mogen aanraken, liefhebben, uitleggen.

Blij dat we het niet uitvonden
Deze lieflijkheid die ons omringt:
Een stilte die al vol geluiden is,
Een doek waarop een glimlach

Tevoorschijn komt, een winterochtend.
Geplaatst in een raadselachtig licht, in beweging,
Onze dagen zijn zo terughoudend
Deze accenten lijken hun eigen verdediging.

Het origineel

Some Trees

These are amazing: each
Joining a neighbor, as though speech
Were a still performance.
Arranging by chance

To meet as far this morning
From the world as agreeing
With it, you and I
Are suddenly what the trees try

To tell us we are:
That their merely being there
Means something; that soon
We may touch, love, explain.

And glad not to have invented
Such comeliness, we are surrounded:
A silence already filled with noises,
A canvas on which emerges

A chorus of smiles, a winter morning.
Placed in a puzzling light, and moving,
Our days put on such reticence
These accents seem their own defense.

Oude ziel

Marijn de Vries, die voor Trouw een column schrijft over sport, zegt dat we in verwarrende tijden leven. ‘Sommigen zeggen: in tijden waarin niks meer mag. Geen grapje is nog toegestaan, en alles wordt ons afgepakt. Ik denk dat we leven in tijden waarin groepen die zich voorheen nooit mochten uiten, die niet gezien en waar niet naar geluisterd werd, ineens het woord krijgen. En vertellen wat hen dwars zit.’

Iemand vertelde mij onlangs dat hij het niks vindt dat het boerkaverbod in Amsterdam niet wordt gehandhaafd. Nu is dat verbod nog geen wet, maar hij voegde er graag aan toe, dat hij vrouwen met een nikab niet vertrouwt, want er kon zomaar een bomgordel onder zitten. Probeer dan maar eens terug te argumenteren, wat ik niet deed, want het moet wel gezellig blijven.

Ik denk niet dat het ging om racisme, daarvoor ken ik de man niet goed genoeg. Het ging hem wel om de nadruk op een eigen volkscultuur en het dreigende verlies daarvan, want hij zei nog: ‘Ze willen ons veranderen.’ Dat kan beangstigend kan zijn. Dat je oud bent en niet meer kunt vertrouwen op een zekere toekomst, dat alles om je heen verandert, behalve jij, je ware ik. John Ashbery omschreef het in The New Spirit (dit is niet het hele gedicht).

I thought that if I could put it all down, that would be one way. And next the thought came to me that to leave all out, would be another, and truer, way.

clean-washed sea

The flowers were.

These are examples of leaving out. But, forget as we will, something soon comes to stand in their place. Not the truth, perhaps, but—yourself It is you who made this, therefore you are true. But the truth has passed on

to divide all.

Ik leerde vandaag de term tölt, wat staat voor de draf van IJslandse paarden. Een collega zei me ooit een film te hebben gezien uit de jaren dertig, van een dokter op zo’n IJslands paard. U begrijpt, ik zoek nog. Naarstig. 

Uptick door John Ashbery

Het is moeilijk om een goed gedicht te schrijven over de tijd, of over de liefde of over de dood. Eigenlijk is het altijd moeilijk een goed gedicht te schrijven… Maar vooral de tijd is lastig. Voor je het weet zit je op het cliché dat je er geen grip op krijgt en dat het allemaal zo snel voorbij gaat. Ook John Ashbery opent zijn Uptick (stijging, toename) dicht bij het cliché. Iemand grapt dat de tijd zich moeilijk laat verbinden (dovetailing is een zwaluwstaartverbinding maken) en dat elke minuut sneller verloopt dan de volgende minuut, die het weer inhaalt. O ja, nog iets moeilijks: Ashbery vertalen.

We were sitting there, and
I made a joke about how
it doesn’t dovetail: time,
one minute running out
faster than the one in front
it catches up to.

Maar de grap verdwijnt. De ik-persoon zegt dat er zo geen verspilling kan zijn. Tijd verspillen is bijna uitgesloten.

That way, I said,
there can be no waste.
Waste is virtually eliminated.

Het gedicht lijkt in de tijdmetafoor te blijven ‘om voor een paar uur terug te komen op het onderhavige’, maar de tijd is een schilderij, dat eruit ziet alsof het is gezien, toen het zich enigszins beducht omdraaide.

To come back for a few hours to
the present subject, a painting,
looking like it was seen,
half turning around, slightly apprehensive,

Waarom doet ie dat? Waarom draait het schilderij zich argwanend om? Hij heeft namelijk belangrijker taken te verrichten. Hij moet opletten op wat gaat komen: een visioen. Een droombeeld waarin poëzie oplost als glinsterende vochtigheid, poëzie die zich aan onszelf voorleest.

but it has to pay attention
to what’s up ahead: a vision.
Therefore poetry dissolves in
brilliant moisture and reads us
to us.

En nog is het niet gedaan. Want wat is dat dan, poëzie die ons de les leest? Of is het de tijd waarin we ons spiegelen, onszelf zien? Het kan, maar het is ook iets vaags, iets met te veel woorden. Woorden die je desondanks moet koesteren.

A faint notion. Too many words,
but precious,

Misschien is dat wat het gedicht wil zeggen: koester de tijd. Of ten minste, heb besef van de tijd. Zeker als je de titel meeneemt: Uptick. Het gedicht zelf leert ons iets over de tijd. Tegelijk legt het niets uit, biedt het geen verklaring, maar wijst ons er gewoon op: er is (de) tijd. Simpel toch?

Uptick (uit Planisphere, 2009)

We were sitting there, and
I made a joke about how
it doesn’t dovetail: time,
one minute running out
faster than the one in front
it catches up to.
That way, I said,
there can be no waste.
Waste is virtually eliminated.

To come back for a few hours to
the present subject, a painting,
looking like it was seen,
half turning around, slightly apprehensive,
but it has to pay attention
to what’s up ahead: a vision.
Therefore poetry dissolves in
brilliant moisture and reads us
to us.

A faint notion. Too many words,
but precious.