Woensdag kreeg Roos de vierde coronaprik en ik mocht hem gisteren halen. En die duvelse GGD was snel, want vandaag al stond ie in de corona-app. Ook professioneel: het advies van de lijstenmaker voor het schilderij dat we vorige week kochten. Bij het verwijderen (deed ze handig) van de lelijke, te grote lijst kwam de naam van de schilder tevoorschijn: Ter Reehorst. Het kan Carel Hubertus ‘John’ ter Reehorst zijn, geboren te Amsterdam 1901 en overleden in 1985, of zijn vader Wim ter Reehorst. We vermoeden de eerste, zonder te weten waarom.
De nieuwe lijst kost evenveel als het schilderij, maar ach, een kniesoor.
We wilden naar Amsterdam Noord, neuzen bij Van Dijk en Ko, maar botsten op het Amsterdam Dance Event, dat ons de weg blokkeerde met een kaal ogende parade en met feestgangers die massaal Het IJ wilde oversteken. Dan maar door naar het Houthavenveer, dachten we slim, maar ook daar een sliert. Gezien de geestdodende beats, begrepen we de nood aan geestverruimende middelen.
Voor mij volstond Ukase van John Asbery, in A Worldly Country
Ukase
And as you were indulging in the thesaurus,
or, more precisely, being indulged,
the word-rabbits came hippity-hopping along.
Soon it was dusk. The weary river passed
to ask you the same song over again; the birds
(who knew it all by now) were silent;
and it was time to mold the analytical
to the time-sensitive. That is,
to say that it had happened and we were
no worse for it. Indeed, the sky
and nearby barns seemed about to chime
as we were getting our stuff together, ready
to leave, as always, though not quite decided
what tributes to accept, if night should bring any.
What a chump! Excuse me …
It is to the wind and the windflowers I address these
afterthoughts, if they can be dignified
as such. And I digress, too,
in the gloaming where all can be finessed
as we are incurably, undeniably aging,
only I can’t tell what that feels like–
It’s so true! Not when, but if.
But we’ll know it before it happens–we’ll
recognize us from the way we look at each other,
not from any urgent movement forward
or anything like that.
Vooral het laatste deel van de tweede strofe spreekt me aan. In een wat amateuristische vertaling wordt het dit:
En ook ik dwaal af,
in de schemering waar alles kan worden verfijnd
omdat we ongeneeslijk, onmiskenbaar ouder worden,
alleen kan ik niet zeggen hoe dat voelt–
Het is zo waar! Niet wanneer, maar als.
Maar we zullen het weten voordat het gebeurt–we zullen
elkaar herkennen aan de manier waarop we naar elkaar kijken,
niet van een dringende beweging voorwaarts
of iets dergelijks.