Laat die kindsterren lekker de pip krijgen met hun actie tegen het coronabeleid. Alsof ze enig benul hebben van de realiteit, verscholen achter hun Instagram-accounts. Ik hield me bezig met belangrijker zaken, zoals gezondheid. Vanmorgen was de personal training pittig, maar het duizelde mij niet. Ga je hierna nog cardio’en, vroeg de PT, want dan verbrand je pas echt vet. Ik zei nee, maar dat ik vanmiddag nog zou wielrennen. Ik denk niet dat hij me geloofde, maar ik deed het wel en ben nu afgepeigerd.

Ik ben begonnen aan Gerts bundel het grote roeren, waarvan de openingsgedichten me deden denken aan Kees Ouwens’ Arcadia (uit 1968), maar dan netter. Op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren stond in Ons Erfdeel dit over Ouwens:

De opmerkelijke uniciteit van Ouwens’ poëzie sluit nauw aan bij de thematiek ervan: een centrale figuur, veelal een ik, die gescheiden van de wereld de eigen identiteit onderzoekt. Daartoe worden zoektochten ondernomen: in de natuur, in de geest, in de taal en in het verleden.

En dat is precies wat Gert doet. Het maakt me nieuwsgierig naar de rest.

Voetnoot bij mijn eigen geschiedenis: Heeg, jaren tachtig; ten overstaan van Friese jongeren die met mijn studievrienden wilde vechten, droeg ik een scabreus gedicht voor van Ouwens, waarna de heren vertrokken. Poëzie ontwapent.