Scannen

De tiende was het alweer een jaar geleden dat vader overleed. Hij komt soms in mijn dromen langs, maar vraag me niet op welke manier. Als ik hem droom is het een goede gelegenheid aan hem te denken. Aan toen hij nog in goede doen was en heel de wereld bijeen timmerde (letterlijk, hij was ooit timmerman bij de NDSM, waar hij kapiteinshutten mocht bouwen; met in de pauze gratis rookwaren, een bolknak, sigaretten). Hij stopte met roken bij de geboorte van zus Marjon. Of was het pas toen mijn broer en ik verschenen? Ook zo’n herinnering. “De berg die een muis baarde”, zei de dokter die niet doorhad dat moeder zwanger was van een tweeling.

Voor het werk moesten we een inclusiescan maken, om volgende week plenair te bespreken … als je wilt stelt het management. Volgens de scan omring ik mij graag met gelijken en doe ik te weinig om anderen (mensen met een andere achtergrond dan ik) te betrekken of te benaderen. Je moet met een plan komen om daaraan te werken, ook te bespreken natuurlijk. Waar het mij om gaat: niet iemands kleur of achtergrond, enkel iemands inzet. Werk je hard, naar vermogen? Gebruik je jouw talent? Ik vrees nu wel dat dit achterhaalde waarden zijn, van een witte man op een wit eiland.

Iemand plannen?

Verrassend genoeg hield ik het vol tot na twaalven, waar ik doorgaans om 22.00 uur al knikkebol. Maar het was dan ook oud en nieuw en die transitie wil je meemaken. Al is het om 2022 achter te laten: het jaar waarin vader overleed en de pijntjes van het ouder worden doorzetten. Een jaar vooral zonder overtuiging, van veel automatismen. In maart pas namen we afscheid van de beperkingen rond corona, maar volledig vrij voelde het nooit.

2022 was ook een jaar van de keuze te verhuizen naar Weesp, waar we over anderhalf jaar een nieuwbouwappartement mogen betrekken. Ik sprak er vanmorgen over met mijn broer (beste wensen, beste wensen terug) die zijn Vinexwijk in Purmerend beu is (gisteren vanwege het vele vuurwerk).

Ik belde nog met mijn zus, voor de beste wensen en om te vragen wanneer mijn zwager met pensioen mag. Nog zes dagen werken, zei ze en dan verlaat hij het korps officieel per 26 januari, op zijn verjaardag. Hoewel we allebei voor de politie werk(t)en, hebben onze paden elkaar nooit gekruist.

Gemene deler in die gesprekjes: niemand maakt plannen. We zijn door al die crises voorzichtig geworden.

Ongemak

Roos kon niet mee op bezoek naar broer Robbert, omdat ze zich slecht voelde. Ik ging er heen om een handtekening te zetten rond de financiën van vader en kreeg er een aangename namiddag voor terug. Om middernacht echter was ik aan de beurt, met overgeven en uren geen slaap. Rond half zeven dommelde ik eindelijk in.

Ik ben niet in optimale vorm voor het diner dat Ton en Kathy vanavond geven voor hun 25-jarig huwelijk.

Heb me gisteren gewaagd aan een oudere novelle van Abdelkader Benali: ‘Het blauw van de zee en het blauw van de stad.’ Ik las eerlijk gezegd nooit eerder iets van hem en zal het voortaan laten. Een mens kan slechts een beperkte hoeveelheid overdadig proza aan.

We merken al langer dat we ouder worden. Het frisse is eraf. Natuurlijk sporten we er hard tegenin, maar zonder fanatisme. Gaat het even niet, dan sporten we net zo gemakkelijk niet. Morgen geen bodycombat. We lazen dat je griep met rust moet bestrijden, dus doen we dat. Een wandeling om aan te sterken; meer zit er niet in.

WhatsApp en ik zijn geen goede combinatie. Broer Robbert had me begin maart geappt of het een beetje ging, zo na het overlijden van vader. Die app las ik vandaag. Ik dacht een gesprek weg te gooien, maar blijkbaar archiveer je alle conversatie. Idem op werk, waar mensen me appen, waar ik vraag om te bellen. Ik merk al langer dat ik ouder word.

Ik hoorde iemand praten over territoriaal metabolisme, dacht aan een verzinsel, maar het blijkt te bestaan. Iets met de stedelijke balans van materialen- en energiestromen.

Morgenavond ga ik naar Trentemøller in Paradiso. Hij is van 1972.

In memoriam

Gisteravond, rond kwart voor negen, is vader gestorven; kalm en stil, zei mijn broer Robbert toen hij me belde. Hij en zus Marjon zijn tot het einde bij hem gebleven. Ze vroegen me of ik hem nog wilde zien, voordat de begrafenisondernemer hem zou meenemen, wat niet nodig was. Ik heb hem twee dagen op zijn slechtst gezien en daar voegt een laatste blik niets aan toe. Ook had ik al een stevige neut op hem gedronken en dan nog in de auto stappen is onverantwoord. Om te horen dat hij nu echt dood is, viel opnieuw zwaar.

Ik ben ontzettend moe, wat vermoedelijk voor heel de familie geldt. Zou je dat trouwens tegen hem zeggen: ik ben moe, dan antwoordde hij: ik ben pa. Dat is hij en blijft hij. Theo (Taeke) van der Schaaf, geboren op 12 november 1933, vader van een dochter en twee zonen, echtgenoot van Nan (Jannetje) Ahaus.

Goed volk?, vraagt mijn vader als ik op de deurbel druk. Ja, goed volk, is het standaard antwoord, of iets anders, maar dat hoort ie toch niet. Eenmaal binnen blijkt dat hij een groot blauw oog heeft. Daarnaar gevraagd is hij vorige week in huis gevallen, plat op zijn gezicht, dus een grote bloedneus erbij. De bloedvlek, grapt ie later, is een mooi aandenken. Griezelig is het ook. Hij heeft in zijn val de buffetkast op een haar na gemist. De noodknop op zijn polsband werd door de val ook ingedrukt, bij toeval, waardoor er snel hulp was.

Hij zegt verder dat zijn toch al slechte zicht (één oog blind, één op vijftig procent) nog verder terugloopt. Ik vraag of ie het nog redt, naar bed gaan, douchen, de dagelijkse gang naar het tehuis aan de overkant, maar dat wimpelt hij af. Gaat prima. Mijn vader is een trots man, die zich niet graag afhankelijk maakt van anderen. Gelukkig trekken anderen zich daar niets van en hij krijgt spontaan hulp, van vooral mijn zus Marjon en broer Robbert, die een oogje in het zeil houden en (onder meer) boodschappen voor hem doen.

Het gesprek vandaag ging zoals alle andere gesprekken, met vaste rituelen over werk (dan heb je tenminste vakantiedagen, ik moet alles in mijn vrije tijd doen), over reizen en over de keuze tussen twee diners in het tehuis waar hij elke dag eet. Vragen buiten dat kader zijn bij voorbaat kansloos, want hij weet het toch niet meer. Op de weg terug zegt Roos dat zij weinig kan inbrengen, in ons vader-zoon-ritueel, maar dat ze merkt dat hij het wel fijn vindt dat we op bezoek komen. Te weinig, moet ik bekennen.

Potdikkie: die Affligems blond met hun 6,8 procent kwamen binnen, zo na een stevige wielerronde en dan nuchter op een terras bij De Hallen. Maar hé, het is de warmste Paasdag sinds tijden, dus je moet wat. Roos en ik hebben onze vakantie in elk geval gekozen: einde zomer wordt het Cadiz en daarna Parijs.

Goede besluiten na een goede week, die begon met de theatervoorstelling Rauw, dat de dilemma’s van het politiewerk scherp in beeld bracht. Het gesprek erna was verrassend open en zelfs emotioneel. Collega’s durfden zich uit te spreken over wat hun dwars zat, en dat was nodig. Nu nog er gevolg aan geven.

Zaterdag druk om het bezoek van die avond voor te bereiden: vrienden die we te weinig zien, kwamen eten. Het moest vegetarisch zijn, wat voor Roos geen enkel probleem was, eerdere een leuke uitdaging. Het werd een fijne avond; vanaf het moment dat ze binnen waren was het ongedwongen, gezellig (en ik gebruik dat woord zelden).

De dag erna een borrel met mijn broer Robbert en zijn vrouw Simona, omdat we jarig waren. We bezoeken elkaar niet vaak, af en toe bij train ik in Purmerend mee met mijn oude basketbalteam, maar de banden zijn hecht. En we proberen elkaar gelukkig wat vaker te zien. Zoals Robbert deze borrel voorstelde. Dat was goed te combineren met de film Hotel Mumbai die ze die middag zagen. Een film over de aanval op het Indiase Taj Mahal Palace Hotel in 2008, waarbij 174 doden en ongeveer 308 gewonden vielen.

Ik zei een goede week, maar dat kan niet na de aanslagen in Sri Lanka, waar zeker 290 doden en 500 gewonden vielen.