Recensie ‘Van de luchtogel’

Chinezen eten altijd en overal Chinese rijst, Oeigoeren zijn voorlopig een prima onderwerp, Letten zijn heel beleefd en het zijn mensen met smaak, en Limburgers zijn grappige mensen, maar ze moeten wel hun plaats kennen.

Voor ‘Van de luchtogel’ vond dichter Ton van ’t Hof online uitspraken over mens en volk – eerlijke, grappige en bizarre meningen, uit hun context gehaald – die hij verwerkte in ready-mades die als rode draad door de bundel lopen. Deze ready-mades werken twee kanten op: ze dwingen je een standpunt in te nemen, want hoezo zijn ‘Britten vies en bah’. Ook spotten ze met stereotypen, met de taal die we gebruiken om afstand te nemen tot de ander. Dan zijn Indiërs zomaar ‘erg onverschillig’ en Polen ‘heel erg depressief’.

Stereotypisch is dit werk niet, wat al blijkt uit de ready-mades. De bundel kenmerkt zich door taalexperiment. In menig gedicht staan foute woorden, woorden die de grammatica tarten of gewoonweg niet bestaan.

maar dat
door het gehoeven dat door het gedicht
het had niet gedicht

‘Gehoeven’ leest moeilijk, jeukt als je van taal houdt, maar voor Van ‘t Hof hoeft het niet mooi te zijn. Het staat letterlijk op pagina 41, om maar weer te benadrukken dat het hem niet gaat om esthetiek. Als lezer moet je dus wennen aan:

en wordt voortgebracht
door het gedichtd niet gehoeve

kus op je gezicht
gezichtop je
gezichtl

Van ‘t Hof zet de taal op een zijspoor, maakt er grapjes over en dat werkt (voor mij). Het leidt ook tot drie klankgedichten, waarvan één de bundeltitel introduceert.

Een vogel, de lucht
de luchtvogel,
de luchtogel
de lucht de luchtchtluchtvogel

Dat er luchtvogel staat, betekent niet dat het een luchtvogel is (en nu ik het lees klinkt het niet gek in vergelijk met watervogels). Luchtogel kan hier evengoed luchtkogel zijn, afgaande op het krijgsthema in deze bundel. Van ’t Hof was militair in Afghanistan en schreef dat eerder van zich af, zeer ingrijpend zelfs in Aan een ster/ she argued uit 2009. Ook in deze bundel zoekt hij afstand, of nee, probeert hij grip te krijgen op dat verleden.

Ze zeggen dat luchtogels geen vlieg kwaad doen,
maar er zijn schranspartijen waargenomen,
waarbij ze zich te barsten vraten aan zwermende dazen.

We waagden ons leven en stoempten naar het oog
in kwestie, ergens in een bos, maar verdwaalden
als een slecht gemikte kogel.

Op de jachttoren waar we tegenaan fietsten,
zat een gevangene die niet schieten wilde,
ook niet terug naar beneden.

Kun je rust vinden in woorden? Vrede hebben met? Ergens schrijft Van ’t Hof dat hij door tikt totdat alle tekens op hun plaats vallen, maar dat gebeurt hier niet. Gelukkig niet. Het is beter door te struikelen, naar steeds weer andere taal. Zoals je van dichters mag verwachten. En wordt het te veel, maakt ’s nachts een wolf zijn opwachting, dan is het hoog tijd om aan het koeknuffelen te slaan, met een weilandkoe
een weilandkoeilandkoe.

Van ’t Hof zegt BOE tegen de boze wereld.

‘Van de luchtogel’ kun je voor een zacht prijsje kopen of gratis downloaden.

Ik mainstream?

Het gedicht voor de bundel over diversiteit is ingeleverd. Eerder grapte vriend Nanne dat er in onze club van vier dan eindelijk een mainstream-dichter is. Dat klopt niet voor wie mijn werk kent, maar zegt het iets over – onze kijk op – het poëziewereldje, dat wordt gekenmerkt (steeds hardnekkiger) door een ons-kent-ons-cultuur. Het gedicht in de bundel zou dan mijn herintrede in dat wereldje kunnen zijn. Mits ik er vol op inzet en gedichten stuur naar tijdschriften en weer optreed (zelfs de gemakkelijkste van alle, de Prinsentuin, deed ik nooit). O ja, en er is nog het werk zelf, dat mainstream moet zijn, ook al valt dat moeilijk te definiëren. Maar denk aan spoken word, maatschappelijk gepositioneerd en toch ook ik-gericht.

Grappig: als je googelt op mainstream poëzie kom je snel bij ‘Poëzie voor klootzakken’: de lezing van Ton van ’t Hof over flarf in Nederland.

Het duurt soms maanden voordat we een film willen bezoeken, maar de afgelopen tijd bezochten we er drie die ons de moeite waard leken en de moeite waard bleken: Triangle of Sadness, The Banshees of Inisherin en Godland. De laatste speelt zich af op IJsland, wat een van de personages in de film een meedogenloos eiland noemt, wat past bij de beelden.

Model staan

De dame in Paradiso die mij een smerig, lauw biertje schonk (na 1 slok was ik klaar) sprak zo hees dat ik vroeg of het zwaar was geweest de avond ervoor, waarna ze me zei dat ze zo geboren was, wat ik me moeilijk kon voorstellen.

Ik was in Paradiso bij de Beurs van Bijzondere Uitgevers, waarvan ik dacht: kleine uitgevers, kleine beurs, maar het bleek toch een grote te zijn. Bij Haes Producties kocht ik Het hart van Natsume Soseki, wat de uitgever aanprees als een eerste aanzet tussen Japanse lyriek en moderne literatuur. En bij de stand van de Gerrit Rietveld Academie kocht ik het bundeltje JongHwan in Berlin: een fotoverslag van JongHwan Jeong van een weekje vertoeven in de Duitse hoofdstad.

De Rietvelders stonden verkeerd, bij de ingang, zodat ze als organisatoren werden gezien, en dus of ze ook broodjes verkochten en waar de beurs begon en kan ik mijn jas ergens kwijt? Een dame van 75 kwam vertellen dat ze ooit model zat voor kunstenaars van de academie, maar dat ze haar maar lastig vonden. Ik zei haar dat model staan ook op haar 75ste nog kon, waarna ze misschien dacht – of hoopte – dat ik ook van de academie en dat ik haar vroeg om…

Natuurlijk kwam ik er vooral voor een weerzien met Nanne Nauta en Gert de Jager (vertegenwoordiger namens Gaia Chapbooks van Ton van ’t Hof) van wie ik de bundel In Memoriam van Herman Gorter kreeg, waarbij hij een inleiding schreef. Bij de stand van uitgeverij crU zette Nanne mijn Witte Verzen nog even voorop in de uitverkoopbak, waarna hij er zowaar één verkocht en ik de bundel (echt lang geleden) van een opdracht mocht voorzien. Ja, dan voel je je een dichter.

Mijmer de mijmer

Heerlijk toch, dat dichter-vrienden Gert, Nanne en Ton volgende maand in Den Helder willen afspreken, omdat daar – zoals ze chatten – oude vrouwen zouden zijn. Ik word hard geconfronteerd met mijn seniorenbestaan, maar zij zijn ouder. Gelukkig reikt mijn ambitie niet verder van oude vrouwen, dus wat dat betreft is Den Helder een goede keuze.

Vandaag bezochten de kinderen het graf van moeder Pam, die sinds 4 september 2016 rust op de begraafplaats van Bussum. Het graf werd ontdaan van onkruid, nieuwe planten werden geplant en we vonden dat de tijd snel ging; alweer zes jaar geleden. Daarna koffie bij Kathy en Ton; de laatste niet de dichter-vriend, maar ook erg aardig.

Roos en ik gingen naar het Singer Laren, dat je sinds de verbouwing een serieus museum kunt noemen, met een uitgebreide collectie. Vooral het werk van Vlaming Théo van Rysselberghe was een verrassing.

Nog een weekje voor we met vakantie gaan. De voorpret is in gang gezet.



Wij zijn van 38, en jullie?

Hee, nog een Wapen van Wormer? Het drong direct tot me door dat ik in Wormer rondjes reed. Wormer is het Hotel California van de Zaanstreek; nauwelijks verkeersborden die je het dorp uitleiden. We are programmed to receive […] but you can never leave! Gisteren de tweeduizend kilometer dit jaar gepasseerd. Ik ben amateurwielrenner en houd van fietsen, maar die Tour, of welke andere wielerwedstrijd, interesseert me totaal niet.

Op 12 juli mogen alle bewoners van De Hofdame naar de showroom in Amstelveen van de badkamerleverancier. We stellen ons voor dat we ons voorstellen als de bewoners van nummer 38 en dat mensen hun nummer noemen en dat het dan rekenen wordt of we buren zijn. Of we goede buren worden blijkt later.

Ik kom moeilijk door de bundel ‘De introductie van het plot’ van Frank Keizer. Ik ken Frank van vroeger, van toen hij bij Perdu werkte en ooit was hij te gast bij mij thuis (voor een diner met Maarten van der Graaff en Ton van ’t Hof, onder het mom van Amsterdam Renaissance). Frank noemde zich toen al Marxist en was maatschappelijk geëngageerd, wat al bleek uit zijn eerste bundel ‘Dear World, fuck off ik ga golfen’. Ook in deze bundel staat de maatschappij centraal; meer specifiek de manier waarop de wereldmaatschappij historisch tot stand kwam en wat we daarvan nog niet wisten. Zware kost. Desondanks klatert af en toe een gedicht van de pagina, door de juiste woordkeuze en mooi taalspel. Maar veel zinnen gaan ten onder aan woke-heid, woke-ness, hoe noem je dat? Frank is wakker, toont hoe de wereld in elkaar steekt en ik vind dat wel oké. Waar ik mee worstel, zijn de vele beladen, zeer zwaar aangezette zinnen.

niet langer gecatalogeerd visioenen van de anomie van aarde wie weerstand biedt
al die gebruiken en gewoonten die een encyclopedisch imperialisme wil omvatten


geen utopische plannen of nieuwe solidariteit dit lapje grond is niet representatief
er is niet één groep of strijd die op zichzelf het kapitalisme zal kunnen omverwerpen

zo is er in het maleis een inclusief en een exclusief wij terwijl het westen ondeemoedig
een veroverend wij introduceerde (beter was Maleis, on-deemoedig)

een reden en de rationalisatie van een beschavingsmissie

Ik weet: het is te gemakkelijk om zinnen, woorden aan te halen die niet bevallen. Mijn punt is dat ik weinig leesplezier ervaar. De bundel buigt door van het politiek-correcte (bij gebrek aan een beter woord), van schrijven hoe het zit en wat juist is; ergo de introductie van de politieke les.

Wat wel bevalt? De tegenspreker die de dichter opvoert bij menig introductie, iemand die direct reageert en reflecteert op wat de schrijver schrijft. Op pagina 52 halverwege staat dat je moet durven afwijken van de schema’s, informeer je over het pad dat werd uitgesleten. Misschien is dat wat Frank hier constant doet: ongebruikelijke dichtkunst bieden. Misschien dat ik na herlezen dichter bij zijn bedoelingen kom, hem beter begrijp (en waardeer).

Doen of denken

Het verschil tussen de blogs van Ton van ’t Hof en die van mij, is dat hij schrijft over wat hij denkt en observeert (wat hij met verve doet), waar ik schrijf over wat ik doe. Ik vroeg me ook af waarom en denk dat het komt doordat ik nog werk, bij de politie. Daar is veel over te zeggen, wat ik niet doe. Of ten hoogste voorzichtig. Ik ben me bewust van mijn positie.

Het kan ook zijn dat ik geen originele gedachtes heb.

Over een workshop werkgeluk kan ik wel schrijven. Het was een sessie waar ik weinig aan had, omdat al ik al snel kon vaststellen dat ik behoorlijk tevreden ben met het werk dat ik doe. In dat opzicht was de sessie dan weer wel nuttig. Het is alleen dat je anderhalf uur hoort wat je kunt veranderen als je ontevreden bent.

Met het oog op de taxateur / makelaar die binnenkort langs moet komen, stelde Roos zelf voor om de studio op te ruimen. Die is nu prettig opgeruimd. Er staan vier tassen klaar voor de kringloop. Alsof we ons al voorbereiden op een spoedig vertrek naar Weesp, waarvan echt nog geen sprake is. Het wordt pas serieus als we naar de notaris gaan. Hier graag uw handtekening, kan een fijne zin zijn.

Kleur bekennen

Ik kwam (vast niet als eerste) op de zin: filosofie is religie voor de moderne mens, zonder de regels, waarna ik het idee om dit uit te werken verwierp omdat ik daar niet slim genoeg voor ben. Het begint met zelfkennis.

We bezochten het Van Gogh voor een tentoonstelling over Vincents olijfgaarden en sjokten door naar Etel Adnan en zagen de kunstconnectie niet. Adnan contrasteert hard met kleur, waar Van Gogh dat beduidend minder doet. Kneep ik mijn ogen toe, dan leek het ergens wel op werk van Ton van ’t Hof.

Vrijdag tekenden we ons koopcontract, met allerlei verbindende en ontbindende voorwaarden. De makelaar vroeg of ze een foto mocht maken van het zetten van de handtekening, maar zo sentimenteel zijn Roos en ik niet. Maandag ontmoeten we onze financieel adviseur.

Oranjefront

Natuur in Nederland is begrensd door prikkeldraad en verbodsborden, bleek tijdens onze wandeling naar de Posbank, die we niet mochten betreden. Je denkt dan dat de bewegwijzering ten minste goed is, je kunt het pad immers niet af, maar helaas. Na de Posbank nog tijd voor Doesburg, op aanraden van Ton. Een charmant stadje met te veel bakkers die zich voorbereiden op Koningsdag. Zelfs de AH had vier vitrines vol oranje tompoucen en soesjes. We aten een broodje bij zo’n bakkerij waar een man haastig binnenliep of ze oranje poezen hadden. Morgen wel zei de verkoopster. Op de parkeerplaats liet een bejaarde een reutelende scheet.

Tol betalen in ’t tolhuis

Print is op sterven na dood, impliceerde de bladendokter. Alleen voor de zomervakantie zien publiekstijdschriften een piek. We hadden de dokter over om te praten over de toekomst van onze twee bladen die naar één gaan. En om te praten over wat de toekomst wel brengt, wat hoofdzakelijk online is, en waar ik mij op het werk op richt. De toekomst is ook personaliseren, content steeds meer richten op de individuele afnemer. Prosumer vind ik een grappig woord.

’s Ochtends was er nog een uurtje praten over onbewust of bewust gedrag, wat geen verrassing bood, evenmin dat je buiten je eigen scope moet schrijven.

Op zaterdag trof ik dichtersvrienden Gert, Nanne en Ton voor een lunch in de Tolhuistuin in Amsterdam Noord. We gaven boeken weg (de boekenweek was immers begonnen), bespraken onze afstand tot het literaire circuit, onze kijk erop en we vroegen naar elkaars welbevinden. Het was zeer genoeglijk. Wonder! ik hield mijn pak droog, ondanks de wiebelige serveerster die de drank aan onze tafel verzorgde.

De Nieuwe Ploeg

Op Wikipedia zocht ik naar hedendaagse kunststromingen en kwam nog op het onafhankelijk realisme, wat realisten zijn die hun werk verkopen onafhankelijk van het gangbare kunstcircuit; wat individualistisch is en dus per definitie geen stroming kan zijn.

Ik schrijf dit omdat ik een boek kocht over De Ploeg, een vereniging kunstenaars uit de jaren 1945-55, wier werk mij aanspreekt. En ik dacht aan Ton van ’t Hof die (zo ik er oog op heb) in die traditie schildert, weliswaar op een iPad, maar toch. En ik dacht aan De Nieuwe Ploeg, maar verenigingszin is tanende, of verandert op zijn minst van vorm. Zou een nieuwe kunststroming helpen om de sociale cohesie in ons land te versterken?

Vandaag zijn Roos en ik negen jaar getrouwd, wat we gisteren vierden in restaurant Rijssel, omdat dat vandaag in dat restaurant niet meer kon. Volgeboekt voor drie weken. We gaan nog naar Het Stedelijk, voor onder meer Hito Steyerl. Hito Steyerl is uniek, schrijft het museum, omdat ze in haar werkpraktijk haar welverdiende erkenning en eigen machtsstatus gebruikt om de status quo te doorbreken. Zou ze ooit ergens onderdeel van kunnen zijn?

Vlak voor de lockdown, of we het aanvoelden, waren we bij het open huis van Grafisch Collectief Thoets, waar we twee werken kochten waaronder een iPad-tekening van kunstenaar Steven Toes. Ik sprak hem over zijn werk en we vonden dat iPad-kunst sinds Hockney salonfähig is. Ik was al langer verkocht, door Ton van ’t Hof.

Op het werk was het druk als een malle, alsof alle jaardoelen in de voorlaatste werk gepropt moesten worden. Ik zet mij schrap voor het kerstpiket dat straks begint. Daarom vanochtend nog gewielrend in de miezer, die langzaam misere werd.

Ik kan verrassend genoeg zondag mijn boosterprik halen, in Purmerend.

Natuurlijk ligt de fotocursus drie weken stil, of ze komen met een oplossing – ik vermoed in Teams – wat me matig zal bevallen. Maar vooruit. Afgelopen donderdag een dag (het kon veilig werd ons verzekerd, maar afstand houden ho maar) op kantoor, met het team om te praten over volgend jaar, wat ons dwarszit en wat we dan wel willen. Ik kreeg voor mijn werk voor de site een gratificatie, wat een aangename verrassing was op een al geslaagde dag. Onder redacteuren is het fijn toeven.

Ik sprak al eerder over het dichtersclubje dat ik deel met Nanne, Ton en Gert, allen met pensioen dus zeeën van tijd voor creativiteit. Ton schildert vooral, Nanne geeft (fraaie bundels) uit en Gert blijft verrassen met nieuw werk. Ik las een gedicht uit zijn nieuwste bundel (werktitel Naakt en bewogen) en raakte echt ontroerd. Potdomme. Het zal toch niet de decembermaand zijn? Ik ontvankelijk voor…

We gaan naar Weimar, zei ik tijdens de buitendijkse wandeling, daarna kort naar Dresden en tot slot naar Pirna, om te wandelen langs de Malerweg. Dan moet je de uitzendingen van Boudewijn Büch bekijken, zei Ton. Vooral zijn bezoek aan het graf van Goethe, dat in Weimar ligt. Ik zag Boudewijn in de grafkelder zich tussen het ijzeren hek wurmen om de kist van Goethe aan te raken en nog eens, want de beveiliging was er af, zei hij genietend.

Na de wandeling, aan de door Hennie rijk gedekte tafel, onder het bladendek van Brantgum, spraken Nanne, Gert, Ton en ik over ditjes en datjes, over gezondheid, het pensioenleven (de heren zijn al zover) en poëzie. Heb je nog iets lopen, is steeds de vraag, maar alleen Gert is productief, met zeer binnenkort een essay, volgend jaar nog één en een bundel, meende ik te horen.

Later kreeg ik het idee om Awater in zijn geheel om te zetten naar cijfers, met de A op 1 en zo voort. Awater wordt dan 123120515, wat saai is en conceptueel zwak. Streep erdoor.

De weg terug naar Amsterdam werd door alle stortbuien een tour de force.

De oude dame had een zakje met hondenpoep in haar hand, dat ze in de postbus wilde stoppen, ware het niet dat haar dochter dat voorkwam. Roos kreeg de avond van het incident op de sportschool een telefoontje of alles goed ging en zo nee, dan kon Slachtofferhulp iets betekenen. Ik vond dat netjes.

De werkweek lag op apengapen. Ik schreef een bericht over een onbekende dode die na 27 jaar is herkend, wat die week mijn enige wapenfeit was.

Het sporten gaat weer goed, het diëten ook, hoewel ik soms de verleiding van drop niet kan weerstaan. Van 92,3 kilo ben ik beland op 90,8. Nog een paar onsjes, wat dit weekend niet gaat lukken. Als heel Nederland zuidwaarts gaat, rijd ik naar het Noorden, voor een ontmoeting met mijn dichter-vrienden Ton, Gert en Nanne. Ook mannen met korte namen, zie ik nu. We ontmoeten elkaar op een landweg, voor het wad, in Friese omstandigheden. Voor poëzie hoeven wij niets op papier te zetten.


Vriend Ton hield zich in zijn blog aan de feiten, wat ik ook besloot te doen. Mijn achillespees is nog gevoelig dus voorlopig geen bodycombat maar fietsen; vrijdag 82 kilometer, gisteren 75. De tweede keer was het te warm.

Feit: gisteravond rommelde het in mijn maag, waarna ik snel naar het toilet moest voor een soort wraak van Montezuma. Vannacht overviel de schurk mij opnieuw. Mijn hemel, wat kan een mens stinken. Ik kan het niet verbloemen.

Het is druk met werk, wat gebruikelijk is voor de zomer. Dan neem ik diensten en klussen over van vakantiegangers. En vorige week was het natuurlijk bal met de dood van Peter Rudolf de Vries en de watersnood in Limburg. Dat ebt bij ons gerust weekjes door.

Feit: we bezochten fotomuseum Foam. Daar was een tentoonstelling van nieuw talent. Wat ons betreft: kwaliteit doet er niet meer toe. Het gaat er om dat je een verhaal hebt. Een verhaal met een boodschap. De bezoeker die gewoon verrast wil worden, die geen standpunten opgelegd wil krijgen, komt er karig af.

Het is maandag. Naar het zich laat aanzien wordt het straks avond, waarna de nacht. Dat zijn feiten waar ik weinig aan kan veranderen.

Sinds 18 november geen bericht? Logisch als je niet meer meemaakt dan werk. Op het verschijnen van Abduraman na. Een in mijn ogen zeer coherente bundel, wat een dodelijke kwalificatie kan zijn, maar in dit geval niet opgaat. Er is eenheid, prettige eenheid die je langs het leven van Abduraman en een alter ego voert. Er zit seksualiteit in (Ton van ’t Hof noemde dat ooit de rode draad in mijn oeuvre), enkele diepere gedachten, beetje humor en er staan ook gewoon sterke zinnen.

Er waren wat dingen op het werk waar ik jullie niet mee lastig val, omdat het ging over bijeenkomsten die op voorhand leuk zouden zijn. Bij deze munt ik het nieuwe woord: blijeenkomst. Mijn personal training loopt op zijn eind en brengt me inmiddels op de 92,3 kilo (begon op 98,7). Nog vijf lessen te gaan. Ik ben wel klaar met dit strikte leven, van elke calorie tellen en de lekkere trek negeren. Mijn trainer wil heel graag dat ik doorga en bedacht voor de volgende sessies een eiwitrijk dieet (voor meer spieren) maar ik houd het voor gezien. Omdat het bar veel geld kost en omdat ik de lessen ook zelf in de praktijk kan brengen.

Had ik al gezegd dat Abduraman uit is? Roos wilde een kerstboom en wat denk je: we hebben er een. Tradities zijn ons vreemd.

Het zijn donkerbruine veters vader. Nee, ze zijn zwart! Maar je ziet niet goed. Heus, ze zijn donkerbruin. En je wilt toch niet doorlopen met wat je nu hebt? (Drie gebroken eindjes in drie kleuren.) Ze zijn zwart! Van koppigheid en de dingen.

Een vriendin in de Verenigde Staten had op Instagram gepost dat ze had gestemd (Biden). Ze was er trots op, alsof ze een daad had gesteld. Ze verzuchtte dat ze nog eens vier jaar van deze gekte niet aankon. Wij evenmin antwoordde ik. Begin van dit jaar dacht ik dat de jaren twintig konden beginnen, vol vernieuwing, positiviteit en esprit (een beetje tegen de tijdsgeest in). Maar misschien beginnen ze pas als Trump het veld ruimt. Dat er met Biden en Harris een herstel komt van fatsoen, mededogen, misschien wat medemenselijkheid.

Met de personal trainer ga ik volgende week naar les achttien en negentien van de dertig. Leuker nieuws (voor mij zeker) is dat ik mijn poëziereeks heb afgerond en dat ie mag verschijnen bij Gaia Chapbooks van Ton van ’t Hof. Ik ben in mijn nopjes, als een eenogige kat.

Een dag zonder ijdelheid kan blijkbaar ook. Zonder drukmakerij over buikgewicht, spierpijn of een ouwe kop. Een dag vooral om te schrijven en om vader zijn nieuwe rollator te brengen. Met een mini-blog tot besluit waarin ik Ton van ’t Hof armoedig imiteer, zonder zijn finesse of diepgang. Ton schrijft over het geleefde leven, ik heel soms over het te leven leven, zonder hoofdrol.

Vriend Ton mijmerde op zijn blog over de mens die hij nu is en de vele momenten waarop zijn leven anders had kunnen zijn. Ik ging ook peinzen, dacht na over fortuin en ongeluk en wat als ik zus of zo had gedaan, met die en die en wat als ik daar was blijven wonen. Tot een slotsom kwam ik niet.

Laatst zei een goede collega dat ze mij liet razen, toen ik kort na elkaar drie mails stuurde vol teleurstelling over de loop der dingen. Ze zei dat het betrokkenheid aantoont, wat een aanvaardbaar standpunt is. Zou ik me nergens over opwinden, dan is dat een slecht teken. Je moet me goed kennen, voordat je me doorzíet. MopperMark is een facade.

Vandaag zijn klussen gedaan die al jaren wachtten. Lampen in de slaapkamer werden geplaatst, fotolijsten opgehangen, een passpiegel gemonteerd. Geen moeilijke klussen, maar ik heb het gereedschap niet en ik zou er lang over doen. De klusmannen waren in twee uur klaar. Ik babbelde wat met de hoofdklusser over zijn werk, over commissie afdragen en hij vond het fijn dat hij door corona voor de deur kon parkeren. Vlak voor zijn vertrek vroeg hij wat voor werk ik deed, waarna ik politie zei en stukjesschrijver, wat hem een seconde van zijn stuk bracht. Ik vermoed om het politiedeel, ook al hebben bedrijfsjournalisten ook niet zo’n beste naam…

“Ik heb hem écht ontmoet”, zegt Arnold Karskens tegen de journalist van Trouw. ‘Hij zat vlak bij de poort van Kirjat Arba. […] Hij was erg geïnteresseerd in mijn werk. Ik heb hem het artikel opgestuurd en hij heeft nog gereageerd ook, heel positief, maar ik ben die brief helaas kwijtgeraakt. Doodzonde. Een brief van Jezus, wie heeft zoiets? […] Een paar jaar eerder had ik trouwens in Joegoslavië, waar de Serviërs en de Kroaten elkaar bestookten, ook de Heilige Geest al eens ontmoet.”

Een beetje journalist maakt foto’s, opnames, grijpt alles aan om bijzondere ontmoetingen vast te leggen. Niet Karskens. Hij stuurt Jezus een artikel en krijgt een brief terug. Dus hij stuurde zelf per post, anders had hij het mailadres van Jezus gehad. En wie heeft zoiets? Onderwijl vult hij de heilige drie-eenheid aan, want Jezus al ontmoet, de Heilige Geest … nog even en je denkt dat hij de Vader is.

Ik dacht aan de missie van Ongehoord Nederland, dat “amusement wil bieden dat losstaat van het keurslijf van de politieke correctheid die inmiddels in ruime mate de inhoud van het huidige publieke bestel domineert.”

Laatst las ik over het nieuwe decennium, dat veel veranderingen gaat brengen; als the new roaring twenties. De grote bewegingen zijn immers dood of lopen op hun einde, zoals communisme (†) en kapitalisme en we zijn het egocentrisme en cynisme ook wel zat. Wat er voor in de plaats komt? Meer realisme, hoop ik, en dan positief gestemd. Of zoals vriend Ton van ’t Hof het op 1 januari verwoordde:

Ontroerd raken, of contact krijgen met anderen. Of het verheffen van het alledaagse tot een ware kunst. Van dat soort dingen.

Ik ga vanmiddag naar Flachau, een winter ervaren, een weerzien met schoonfamilie en weer een glaasje drinken. Van dat soort dingen.